zaterdag 25 april 2020

21 WO II



Guus Monnickendam en Martin van Rooijen (21.1)
De jaren dertig waren glorieuze jaren voor de NJN. Terwijl de meeste van de 70 jeugdbonden in Nederland in die jaren kleiner werden of erger, groeide de NJN en begon met 2000 leden de jaren veertig van die eeuw. Gedurende de oorlog zou de NJN door z'n neutraliteit en met als doel natuurstudie als een van de weinige jeugdbonden overblijven en het ledenaantal zou in de oorlogsjaren nog bijna verdubbelen. Enerzijds dus een prima tijd anderzijds ook een tijd met zorgen en moeilijke beslissingen.

De eerste problemen voor de bond begonnen vanaf 9 september 1941 met de ‘Zwolse kwestie’: het hoofdbestuur probeerde enkele bezorgde Zwolse leden gerust te stellen. Het HB vond dat de NJN zich niet zou laten opslokken door de Nationale Jeugdstorm. Kris Ketel, Ger Weevers en Maarten Nootenboom uit Zwolle waren daar niet van overtuigd en omdat het HB niet met hun meebewoog zouden ze besluiten de NJN afdeling Zwolle op te heffen (21.2).

De vraag vanaf november 1941 (maar ook nog vele decennia na de oorlog) was voor sommigen: moest de NJN zichzelf niet beter opheffen, dan zich schikken in het feit dat Joodse leden van geen enkele niet specifiek Joodse vereniging meer lid mochten zijn, dus ook niet van de NJN. Uit solidariteit met de gedwongen uittredende Joodse leden stapten enkele leden, waaronder Peter Creutzberg, en een deel van afdeling Amsterdam V uit de bond (21.3). De eerste twee Joodse NJN’ers (Martin van Rooijen en Guus Monnickendam) waren toen al in juni 1941 in Amsterdam met een smoes opgepakt en later in september 1941 in het concentratiekamp Mauthausen op beestachtige wijze vermoord (21.4; 21.5).  

In de loop van 1942 volgde het derde probleem: de 'Persgilde kwestie'. Een incompleet hoofdbestuur had uit angst om het onderlinge contact te verliezen rond augustus/september 1942 een beslissing genomen om (vóór het behoud van de Amoeba) de NJN bij het Persgilde/de Kultuurkamer (een onderdeel van de nazificatie van de Nederlandse samenleving tijdens de bezetting) aan te laten sluiten. Maar daar werd een stokje voor gestoken: secretaris van het Centraal Bestuur Guido van Suchtelen en enkele andere HB'ers zouden een oproep voor een extra HB vergadering laten rondgaan (21.6). Die vergadering kwam er en daarop besloot het HB in meerderheid die beslissing terug de draaien. Die aanmelding heeft dus nooit plaatsgevonden. De Amoeba moest daardoor ophouden te bestaan. Het laatste nummer in oorlogstijd verscheen in december 1942 en de bond bleek ook zonder centraal bondsblad prima te kunnen overleven.
Dit zijn in de notendop de drie grootste controversies die er gespeeld hebben in oorlogstijd en mijn conclusie is niet anders dan die van Jan Sikkema (1995a) en Marga Coesèl (1997) (21.7): de NJN heeft zich niet geconformeerd aan de nazi's. De NJN was strikt neutraal wat betekende dat er geen speldjes gedragen mochten worden en dat ook NSB’ers of hun kinderen lid mochten zijn van de NJN en dat er zelfs een NJN’er uit Zeeland aan Duitse zijde aan het oostfront is gesneuveld. De hamvraag was of de NJN er niet beter aan had gedaan, uit solidariteit met de Joodse leden die geen lid meer mochten zijn, zichzelf op te heffen. Op het Congres in december 1942 werd tegen opheffen besloten. Ook de ‘oorlogs-oude-sokken’ die na het 75-jarige bestaan in oktober 1995 te Maarn bij elkaar kwamen, konden toen met terugwerkende kracht geen meerderheid voor opheffen vinden (21.8). Op die door Jan Sikkema georganiseerde bijeenkomst ruim vijftig jaar later 'vlogen voor- en tegenstanders elkaar nog altijd in de haren. Dit totdat Iedje nuchter opmerkte, dat zij het fijn had gevonden in die zomerkampen in de oorlog even met NJN'ers onder elkaar de oorlog te kunnen vergeten, Eef viel haar bij. Einde discussie' (21.9).

Opmerkingen
21.1 Foto van internet (https://www.joodsmonument.nl/nl/page/399456/guus-monnickendam ) en uit 21.2.
21.2 Marga Coesèl, 1997. De NJN een gemeenschap van individualisten. Opulus Press, Leiden. Ger Weevers en Kris Ketel zaten beiden in het verzet en zouden allebei later opgepakt worden door de bezetter en ze werden beiden in 1944 voor hun verzetsactiviteiten gefusilleerd.
21.3 ‘In mei 1941 kreeg mijn joodse vriend Martin van Rooijen, inmiddels een bekende NJN-er, bezoek van een keurige rechercheur. Er was iets met zijn persoonsbewijs, of hij even mee wilde komen. Niets vermoedend is Martin meegegaan naar de Euterpestraat en terecht gekomen bij de SS. Zo’n zes weken later ontvingen zijn ouders een gedrukt briefkaartje dat hun enige zoon was gestorven in concentratiekamp Mauthausen, Oostenrijk.’ Dit was het verhaal dat de Joodse Ben Lopes Cardozo mij persoonlijk in de zomer van 2019 vertelde. Wat hij daarvoor ook al enkele keren had aangegeven: dat hij hierdoor zeer alert was op de Duitsers en dat hij daardoor mede was ondergedoken en de oorlog overleefd had.
21.4 Dit verhaal van 21.3 vertelde Ben Lopes Cardozo mij in de zomer van 2019. Hierbij aangetekend 'mei' zou misschien dan eerder 'juni' 1941 kunnen zijn geweest, zes weken is dan waarschijnlijk drie maanden geweest.
21.5 Op 22 en 23 februari 1941 werden meer dan 330 en bij de razzia van 11 juni 1941 werden meer dan 250 Joodse 'gijzelaars', jonge mannen, opgepakt in de Amsterdamse Jodenbuurt. Via kamp Schoorl gingen zij op transport naar Oostenrijk, waar zij in enkele maanden allemaal zijn 'gestorven'. De razzia van februari vormde de aanleiding tot de Februaristaking, een van de weinige volksopstanden waar de Duitsers tijdens hun bezetting van Europa mee te maken kregen. (https://nl.wikipedia.org/wiki/Razzia_van_Amsterdam ). Het vermoorden van 580 Joodse jongens was overigens een vergelding omdat tijdens een massale vechtpartij in Amsterdam op 11 februari 1941 Hendrik Koot van de WA (de 'Weerafdeling' van de NSB) Koot dodelijk gewond was geraakt (https://www.verzetsmuseum.org/museum/nl/tweede-wereldoorlog/begrippenlijst/achtergrond,stakingen/februaristaking).
21.6 Jan L. Sikkema 1995a. De NJN in de jaren '40 - '45. In NJN 75 jaar, 1920-1975. Uitgave NJN: 35-63. En voor Marga Coesèl 1997 zie 21.2)
21.7 Archief van Fred Hoekzema (1923-1964; kampsec in het HB van 1942) wat ik via zijn zoon Hans F. Hoekzema in mijn bezit heb .
21.8 Jan Sikkema 1995b: brief en deel van de stencils met verslag van de bijeenkomst van 61 ‘oorlogs-oude-sokken’ (en één NJN-er - toenmalig bovo Chris Bakker - en een ouwe sok - de organisator Jan Sikkema -) op 6 oktober 1995 te Maarn. Deze stencils heb ik gekregen via Frans Hovenkamp wiens vader Ab ook bij die discussie aanwezig was. 
21.9 Dit verhaal vertelde de, dankzij NJN'ers veilig ondergedoken, Joodse Ben Lopes Cardozo mij in de zomer van 2019. Iedje was zijn vrouw Iedje Lopes Cardozo - Rosberger en Eef moet dan Eva van Suchtelen zijn geweest.




De twee rouwadvertenties in de Amoeba van december 1941: waarin het HB het overlijden van Guus Monnickendam (Amsterdam, 12 december 1921 – Mauthausen, 5 september 1941) en Martin van Rooijen (Amsterdam, 24 maart 1922 – Mauthausen, 17 september 1941) melden. Ze werden beide slechts 19 jaar oud.

Doorslag van de brief rondgestuurd aan de leden van het HB in september 1942 over de toetreding van de Bond tot het Persgilde. 'Ondertekenaars op bijgaand blad' (dat ik niet ken), hierop stond in ieder geval de naam van initiatiefnemer Guido van Suchtelen (sec in dat HB). Met een af te knippen strook eronder; deze moest na ondertekening gestuurd worden aan de toenmalige bovo Herbert Bijleveld. (21.6)

Het HB 1942 bestond uit een zeskoppig Centraal bestuur en de negen Distriksleiders. Van die laatsten zou Kris Ketel (dee II) aftreden vanwege de 'Zwolse kwestie' en zou Wim Klinkenberg gedurende het jaar DL van dee VII worden (21.6)

1 opmerking:

37. So Long, Farewell, Auf Wiedersehen, Goodbye

Foto 1: Kort verslag over de eerste excursie naar de Baest bij Oirschot die ik als proef lid meemaakte op 29 oktober 1972 in de Fragilaria e...