zondag 28 juni 2020

30. Oost, west ...


1. In Suriname werd 1948-1949 een zeven maanden durende grotendeels 'ex-jeugdbonderskamp' gehouden: een natuurwetenschappelijke expeditie met zeker drie ouwe sokken, één beste vriend van een NJN'er en één vader van een toekomstig NJN'er (30.1).

Deze blog gaat nauwelijks over NJN'ers zelf (meer over ouwe sokken) en nauwelijks over Nederland. Maar voor de liefhebbers: daar gaan we. Nadat de Duitsers in Nederland hun frustratie over hun naderende verlies steeds meer op de burgerbevolking hadden afgereageerd (foto 2) begon het in Nederland in de zomer van 1945 langzaamaan wat rustiger te worden. En achteraf gezien bleek het zomercongres in Drachten in een zeer merkwaardig tijdsgewricht te vallen. In Nederlands-Indië was het toen namelijk nog niet rustiger. Daar zaten nog 100.000 Europeanen in kampen, ongetwijfeld ook het deel van de (oud)-jeugdbonders die daar van 1931 tot 1940 een allereerste buitenlandse jeugdbond (de Nederlands-Indische Jeugdbond voor Natuurstudie, NIJN)(30.2) waren begonnen, en die daar nog woonden ten tijde van de inval van Japan. En natuurlijk ook de NJN ouwe sokken die daar toen werkten. Zo hield Ad Borstlap (bovo 1929-1930) daar van zijn verblijf in een interneringskamp een dagboek bij. Over hoe hij daar als medicus van de KNIL in 1942 de inval Japanse inval meemaakte en hoe hij in de begintijd en de laatste maanden van 1945 in een kamp overleefde (30.3), inclusief de gewelddadige harteloosheid van zijn bewakers (foto 3). Zijn aantekening over het aantal doden in dat kamp in de eerste helft van 1945 (foto 4) doen nogmaals beseffen dat het aantal doden in die kampen door ondervoeding, geweld, ziekten en uitputting in de loop van 1945 uiterst dramatische vormen aannam.

Pas na de afgedwongen vrede (door de atoombommen op Nagasaki en Hiroshima op 6 en 9 augustus) capituleerde Japan op 15 augustus 1945 en toen bleek dat er in de interneringskampen wel degelijk eten en medicijnen waren, alleen opgeborgen achter slot en grendel. Juist precies in die dagen was de NJN in Nederland bezig met hun zomercongres (en hun 25-jarig bestaan) van 13-20 augustus 1945 in Drachten-zuid (foto 3). Toen ze van de capitulatie hoorden zijn ze daar spontaan het Wilhelmus gaan zingen, het zou de enige keer zijn dat dat ooit gebeurde in het 100-jarig bestaan van de NJN. Maar in Nederlands-Indië kwam de vrede dus als geroepen, vele mensen lagen uitgemergeld en/of zwaar ziek in de interneringskampen. De echte vrede was daar echter slechts van extreem korte duur: al na twee dagen op 17 augustus 1945 werd door Soekarno op Java in zijn eigen tuin in Batavia de Republiek Indonesië uitgeroepen. Daarmee sloeg deze extreem korte vrede vrijwel gelijk om in een langdurige en bloedige onafhankelijkheidsoorlog die tot december 1949 zou duren. Maus Lieftinck was mogelijk een van de weinige ouwe sokken die na een kort verblijf in Nederland (en Europa) weer terugkeerde op zijn functie als directeur van het zoölogisch museum in Bogor (wat voor de onafhankelijkheidsstrijd Buitenzorg heette). Hij  zou de belangrijkste zoöloog van Indonesië zijn tot zijn vertrek in 1954 (30.4). De Oost zou verder tijdens en na deze gewelddadige overgang geen plek zijn waar jeugdbonders zich weer snel zouden gaan vestigen. Toch zijn er uitzonderingen zoals ouwe sok Fred Hoekzema die met zijn vrouw eind jaren vijftig naar Hollandia in Nieuw-Guinea vertrok (30.5). En zo zijn er ongetwijfeld toch ook wel meer geweest zoals veel recenter Meine van Noordwijk die er langere tijd als Agroforestry specialist zou werken.

Maar dan de West: een kleiner grondgebied en duidelijk bevolkingsarmer: het Caraïbische gebied en Suriname werd voor die tijd nauwelijks door jeugdbonders opgezocht. Tijdens de oorlog zou Suriname belangrijk zijn voor Amerika: enerzijds met zijn bauxiet een zeer belangrijke leverancier voor het aluminium voor de vliegtuigbouw en anderzijds met Zanderij als een belangrijke tussenstop voor vrachtvliegtuigen die vanuit de VS over Zuid-Amerika naar Afrika vlogen. Vanaf september 1948 was er in Noordoost-Suriname een zeskoppige expeditie met een multidisciplinair team bestaand uit vier oud-NJN’ers en twee enigszins nauw aan de NJN gerelateerde personen (foto 1; 30.1). De meest prominente NJN'er was Aart Brouwer (bovo zowel in 1938 als in de tweede helft van 1940) hij was als geoloog aanwezig (30.6) en verder opmerkelijk was de toen net als bioloog afgestudeerde Peter Creutzberg die als zoöloog meeging en de taak van cameraman kreeg en die de film ‘Waka boen’ over de expeditie zou maken, de start van zijn film carrière (30.7).

De expeditie duurde met enkele rustperioden tussendoor in totaal zeven maanden. Ze begon bij het Wia Wia moeras bij Moengo en ging onder meer via het Nassaugebergte naar de Tibiti savanne. Uiterst bijzonder was dat gedurende de hele expeditie bij elke vondst de locatie op 100 meter nauwkeurig werden vastgelegd (30.8). In het Nassaugebergte was het dan van belang met de hoogteverschillen of deze afstanden op de grond of vanaf een kaart waren gemeten. Die vraag kon ik aan Peter Creutzberg, als langstlevende van de expeditieleden per brief voorleggen in 2010 (30.9). Het bleek door de vijf militairen die meegingen op de grond gemeten te zijn. Met die gegevens en kopieën van het oorspronkelijke expeditie dagboek van Dick Geijskes in de hand kon ik, na twee-en-een-half dag minutieus zoekwerk in het Nassaugebergte op 31 juli 2016, de plek vinden waar hun 'kamp 11.2' had had gestaan (30.10). Dit dankzij de nauwkeurige beschrijving, de met een kapmes op die plek gemaakte gleuven in bomen, foto 9, en de spijkergaatjes die tijdens de expeditie 67 jaar daarvoor in enkele bomen waren geslagen. Wat een waanzinnig gevoel was dat, dat ik ergens langs een kreekje op een berg stond midden in het regenwoud, vrijwel zeker wetend dat geen mens er die 67 jaar tussendoor ooit geweest was.

Zeven maanden op excursie in toen vaak nog nauwelijks aan biologen en geologen bekende gebieden, leverde dat wat op? Zeker: er werden theorieën ontwikkeld over de stroomversnellingen (soela's) en de ouderdom van de rivieren. In het Nassaugebergte werd een zeer goede kwaliteit bauxiet gevonden (30.11). Bij het verzamelde materiaal bleken verder verschillende nieuwe plant- en diersoorten voor de wetenschap te zijn verzameld, bijvoorbeeld een vissensoort die op de wereld nog steeds uitsluitend in een paar stroompjes van het Nassaugebergte blijkt voor te komen (laten we zo'n zéér lokale soort een 'superendeem' noemen): Harttiella crassicauda Boeseman, 1953 (foto 7; 30.13) en op diezelfde dag werd ook een nieuwe soort kokerjuffer gevangen: Leptonema irroratum Flint, 1974. Daarnaast werden ook nieuwe soorten beschreven die naar de expeditieleden werden genoemd. Neem nou een heel klein mestkevertje die toen in een Bromelia-achtige plant werd gevonden in het Nassaugebergte Bdelyrus geijskesi Huijbregts, 1984. Maar er werd ook een vissensoort verzameld in de Djaikreek onderweg naar het Wia Wia moeras: Centromochlus creutzbergi Boeseman 1953. De eer een vernoeming te krijgen blijkt overigens niet altijd even verheffend te zijn: de reden om die laatste soort naar Peter Creutzberg te noemen was namelijk: 'de lelijkste vis die ik ooit heb gezien heb ik naar jou vernoemd' (30.14). Hoe gezellig die maanden met elkaar in het veld waren geweest vatte een 89-jarige Peter Creutzberg in een brief uit zijn toenmalige woonplaats Bogota in Colombia in 2010 aan mij samen: 'Ik voelde me door die oude koloniale kliek [met uitzondering van Dick Geijskes] als minder dan een loopjongen behandeld en heb bewust geen verder contact met ze willen hebben' (30.9). Kortom: het was daar echt een heel erg gezellige bedoeling geweest! 

Opmerkingen

30.1 Van links naar rechts op de foto 1: Jan Christiaan Lindeman* (botanicus, 1921 –2007) , Dick Geijskes (entomoloog en expeditieleider, 1907 - 1985), Jan Pieter Bakker (fysisch geograaf, 1906-1969), Peter Creutzberg* (zoöloog en filmer; 1921-2011), Joseph Lanjouw (botanicus; 1902 –1984) en Aart Brouwer* (geoloog; 1917-2006); de drie personen met een sterretje waren ouwe sokken. Verder was Dick Geijskes zeer goed bevriend met ouwe sok Maus Lieftinck en was Joseph Lanjouw de vader van Bert Lanjouw (die ten tijd van de expeditie pas drie jaar oud was en nog niet helemaal rijp voor de NJN). Behalve dit mannengezelschap was er daarnaast ook één vrouw mee (Fiona Schols, de avontuurlijke dochter van het hoofd van de Geologisch Mijnbouwkundige Dienst in Suriname), vijf toegevoegde TRIS militairen (die met een kompas de beoogde richting van de te kappen paden ('lijnen') bepaalden en met paaltjes daarlangs de afstanden aangaven) en een aanvullend onmisbaar 21 man groot lokaal expeditieteam onder leiding van Hendrik Tempico die hielp de expeditie mogelijk te maken. Zie oa. https://geografie.nl/artikel/professor-jan-pieter-bakker-in-suriname 

30.2 Marga Coesèl 1997 blz. 59-60.

30.3 Van Ab Borstlap staan geïllustreerd dagboek 'Triest Relaas', geschreven in het infanterie-kampement Makassar, Celebes, Nederlands-Indië, hij was daar opgesloten als Officier van Gezondheid. Website dagboek https://geheugen.delpher.nl/nl/geheugen/view?coll=ngvn&identifier=EVDO01:MUSE01_112246

30.4 Maus Lieftinck zou na zijn interneringstijd, waar hij blijvende lichamelijke schade had oplopen, niet meer onbevangen tegenover elke entomoloog staan: de enige Japanner met wie hij nog ooit contact zou hebben was Syoziro Asahina, de enige Japanner die hij al van voor de oorlog zou kennen (mij verteld door Jan van Tol).

30.5 Fred Hoekzema en zijn vrouw zouden in Hollandia twee kinderen krijgen, maar na een zeer kort ziekbed is Fred daar aan een tropische ziekte op 15 december 1964 overleden. Via zijn zoon Hans F. Hoekzema heb een paar jaar geleden zijn complete NJN archief hier thuis gekregen. Fred was mogelijk een van de laatste NJN’ers die erelid zijn geworden van de NJN, hij werd het op het congres in 1954 (Marga Coesèl 1997, blz. 113).

30.6 Aart Brouwer was verder gemobiliseerd in 1939 en hij was (als een  van de twee NJN'ers waarvan ik weet) daadwerkelijk betrokken bij gevechtshandelingen in mei 1940 (in zijn geval bij de Waalbrug bij Zaltbommel). Frans Beekman berichte mij namelijk verder over Frans Jansen uit Brouwershaven (1919-1998) die in 1940 als sergeant betrokken bij de verdediging van de Vlakebrug op Zuid-Beveland, die op dat moment ook lid van de NJN.

30.7 Peter Creutzberg was het als NJN’er hoogst oneens geweest met het feit dat de NJN eind 1941 besloot door te gaan te bestaan, ondanks dat Joodse leden gedwongen moesten uittreden. Hij had hieruit de consequentie getrokken om uit solidariteit ook de bond te verlaten, Marga Coesèl 1997, blz. 68. Als filmmaker zou hij overigens later ook wel samenwerken met een andere ouwe sok Bert Haanstra.

30.8 Deze locaties werden bepaald ten opzichte van een beginpunt dat daarna via één gekapte lijn door het gebied werd uitgezet, wat allemaal met een meetlint op de grond werd gemeten. 

30.9 Briefwisseling met Peter Creutzberg via z'n dochter Els Creutzberg: op 10 mei 2010 schreef hij mij een antwoord op een brief van mij, hij was toen woonachtig in Bogota, Columbia. 

30.10  M. Boeseman 1953. Scientific results of the Surinam Expedition 1948—1949. Part II. Zoology No. 2. The Fishes (I). Zoologische Mededelingen 22(1): 1-24. De naam blijkt tegenwoordig overigens een synonym te zijn van Tatia gyrina (Eigenmann & Allen, 1942) zie https://www.scotcat.com/auchenipteridae/tatia_gyrina.htm

30.11 Ouwe sokken, jeugdbonders (en vele anderen) helpen zo alweer meerdere decennia mee de overweldigende Surinaamse natuur in kaart te brengen. Carel van Regteren Altena maakte in 1963 een reis naar Suriname om daar de schelpen te bestuderen. Otte Ottema en Arie Spaans bestudeerden er de vogels. Ook hielp in de jaren tachtig van de vorige eeuw Jos Beerlink de bijenteelt daar weer van de grond te krijgen. Daarnaast hielpen legden twee niet jeugdbonders (Dick Geijskes en Jean Belle) de basis voor de kennis over de determinatie en verspreiding libellen. Ouwe sokken van de NJN zoals KD Dijkstra, Kees Mostert, Wouter Wakkie en Sander Turnhout maar ook huidige JNM’ers als Kees van Bochove en Jan van Leeuwen en vele niet-jeugdbonders hielpen mij de afgelopen decennia verder mee het voorkomen van de libellen van Suriname in beeld te brengen. Overigens werd het bestuderen van libellen in Zuidoost-Azië van Maus Lieftinck overgenomen door twee oud NJN’ers: Jan van Tol en op dit moment Vincent Kalkman. Maar het is wel erg leuk te weten dat in ieder geval op het gebied van libellen wereldwijd (en in Nederland) jeugdbonders een belangrijke rol spelen en op die manier mee helpen dat libellen op dit moment tot de best bestudeerde insectengroep op aarde hoort.

30.12 Deze bauxiet vondst in 1949 leidde enige jaren terug ertoe dat er sterk werd overwogen het bauxiet van het Nassaugebergte te gaan exploreren. Het bauxiet vormt de hele toplaag van de berg, winning daarvan zou een stuk afgetopte ‘steenpuist’ in het regenwoud opleveren. Uiteindelijk lag het (gelukkig) te ver weg en lag er te weinig bauxiet om het te financieel haalbaar te maken. De ertsberg die ouwe sok van het eerste uur en geoloog Jean-Jacques Dozy overigens in 1936 op Nieuw Guinea vond is uiteindelijk wel helemaal gemijnd. Er ligt daar een gigantische grote krater in het landschap en rond de mijn is het milieu ernstig vervuild (zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Grasbergmijn?wprov=sfti1)

30.13 In 2014 bleek nogmaals de zeer grote natuurhistorische waarde van het Nassaugebergte toen daar nog een tweede vissensoort als super-endeem werd gevonden: Guyanancistrus nassauensis Mol, Fisch-Muller & Covain, 2018, zie https://en.wikipedia.org/wiki/Guyanancistrus_nassauensis?wprov=sfti1

30.14 Een roddel die ik op 5 november 2011 in Naturalis in Leiden hoorde. Deze tekst had Marinus Boeseman in 1953 aan Peter Creutzberg geschreven op de overdruk van het artikel waarin hij de soort beschreven had, toen Marinus die aan Peter had gestuurd.


2. Het aantal geëxecuteerde inwoners in Nederland neemt tijdens de bezettingsjaren dramatisch toe. Dit zijn er in totaal 3559 en dit zijn met name verzetsmensen (en het verzet was in de tweede helft van de bezetting inderdaad toegenomen), maar daarnaast werden de steeds meer gefrustreerde Duitsers ook steeds meedogenlozer (overigens werden vrijwel alle 101.800 Joodse Nederlanders in Polen, Duitsland en Oostenrijk om het leven gebracht en deze staan niet in dit grafiek). Bovenstaand grafiek samengesteld adhv  http://nl.wikisage.org/wiki/Nederlanders_ge%C3%ABxecuteerd_tijdens_de_Duitse_bezetting 

3. De tot nu toe enige bekende foto van het zomercongres in Drachten (13 tot 20 augustus 1945, met 1000-1100 NJN'ers (en 100 ouwe sokken die op 18-19 augustus langskwamen op de 25 jaar NJN reünie), 200 jeugdbonders en 500 slaapplaatsen zijn er te zien (foto gemaakt door Rykel ten Kate en aan mij gestuurd door Frans Beekman).

4. Een stukje uit het dagboek van Ab Borstlap op 26 januari 1943 waar hij knock-out wordt geslagen. Dagboek over zijn eerste maanden in het interneringskamp in Makassar, Celebes (nu Sulawesi). 

5. Tabel uit het kamp dagboek van Ab Borstlap: linkerpagina op 31 mei 1945. Militairen werden nog harder aangepakt dan de andere blanken, omdat jezelf overgeven als een zeer groot schande werd beschouwd. De letters staan vermoedelijk voor: KM Koninklijke militairen (dus Nederlanders), L ?onbekend, A Amerikanen en E Engelsen Het sterftepercentage lag ergens tussen 17% en 23% van de 1400 oorspronkelijk aanwezigen. Door de zware dwangarbeid, executies en de ongezonde omgeving stierven hier tot aan de bevrijding minstens 330 krijgsgevangenen.

 

6. Harnasmeerval, Harttiella (vroeger Harttia) crassicauda Boeseman 1953, superendeem van het Nassaugebergte tekening uit de originele publicatie (30.8).


7. Expeditiekamp op de natuurwetenschappelijke expeditie, foto vrijwel zeker op het Nassaugebergte gemaakt (foto van Dick Geijskes, via zijn zoon Jan Geijskes verkregen).


8. Kampplaats, vlak deel waar een kamp van de wetenschappelijke expeditie vanaf 10 maart 1949 ruim twee weken heeft gestaan. De kreek hiervoor was tevens de type locatie van de vis op foto 6 hierboven.

9. Het bewijs dat dit de kampplaats uit 1949 was: gleuven gemaakt met een kapmes om ervoor te zorgen dat de touwen voor het kamp niet van hun plek schuiven, plus hier en daar wat spijkergaten. Verder was de locatie ongeveer een vrijwel vlak terrein van 10x20 vierkante meter, stroomde de kreek precies van noord naar zuid, lag het kamp op 11,2 km van het beginpunt aan de Marowijnerivier en was de kreek op z'n diepst ongeveer kniediep. 






zaterdag 20 juni 2020

29. Oorlog en vrede


1. Het ‘plaats delict’ uit de tweede alinea. De Noordoostpolder viel droog op 9 september 1942 en kreeg tijdens de oorlog      de bijnaam het ‘Nederlands Onderduikersparadijs’. Bron: https://www.topotijdreis.nl/  kaart uit 1943.
En er kwam uiteindelijk een einde aan de oorlog. Wij weten het nu, zij hoopten het toen. Maar het duurde allemaal (veel) langer dan verwacht. Ten noorden van de rivieren, zou het duren van Dolle Dinsdag (5 september 1944, de geallieerden bereikten Breda en dat zou dan allemaal niet lang meer duren) tot Bevrijdingsdag 5 mei 1945 en in de Randstad zelfs nog wat langer. Het allerlangst zouden de Duitsers Schier bezet houden: op een gegeven moment zou een Nederlands verzetsman in een Canadees uniform een groep SS'ers van het eiland lokken. En pas op 11 juni 1945 zouden de 600 op het eiland gelegerde Wehrmachtsoldaten het eiland verlaten.

Inmiddels weten we dus dat er minimaal 38 NJN’ers/sters (en net ouwe sokken) omgekomen zijn tijdens de oorlog (blog 25). Daarbij zijn er twee zaken die ik ter afronding van deze periode nog wil aantekenen. Een eerste vraag is of er ook omgekeerd jeugdbonders zijn geweest die mensen hebben gedood en een tweede vraag is of het hierboven genoemde aantal hoog of laag is ten opzichte van andere jeugdorganisaties in deze periode. Het antwoord op de eerste vraag is ‘ja’: ik weet van een jeugdbonder die een Duitse soldaat om het leven heeft gebracht. Toen hij eten ging brengen aan ondergedoken mensen in de rietvelden van de toen pas drooggevallen Noordoostpolder (foto 1), zag hij de Duitser op de dijk zitten. Hij besloot om twee redenen tot deze daad: mocht de soldaat zich omdraaien dan was het ‘hij of ik’ en anderzijds was het voor de veiligheid en de kans op ontdekking van de onderduikers. Het woei die dag vrij hard waardoor de Duitse soldaat hem niet hoorde naderen, ‘er lag een steen en ik heb 'm voor zijn kop geslagen’. Geen heldendaad waar hij trots op was: hij zou er z’n hele leven wroeging over houden (29.1). Het is hiernaast niet geheel uit te sluiten dat de in blog 25 allerlaatst toegevoegde overleden jeugdbonder (nr. 38 Nico Beije) voordat hij doodgeschoten werd aan de Finse Golf, daarvoor zelf ook in Duitse dienst mensen heeft gedood.

Voor de tweede vraag wil ik een vergelijking maken tussen het aantal omgekomen NJN’ers/sters (en net ouwe sokken) en de AJC’ers die zijn omgekomen: (oud)leden van de Arbeiders Jeugdcentrale, een jeugdorganisatie die na een voorloop van 5 jaar in 1918 was opgericht als jongerenafdeling van de socialistische SDAP. De AJC leek wel wat op de NJN, maar had tevens jongere leden (vanaf 8 jaar) en ook ook oudere leiders. De AJC had al op 13 augustus 1940 zelf het besluit genomen zichzelf op te heffen, maar ze was deels ondergronds verder gegaan (29.2). Begin 1940 waren er bijna 6.000 leden, iets meer dan de helft van zeven jaar daarvoor (29.3). Omdat de leden deels politiek geschoold en gedreven waren en doordat er dus ook oudere leiding was, dit zouden wel eens mogelijke verklaringen kunnen zijn voor dat er tijdens de oorlog maar liefst 460 AJC-leden zijn omkomen (29.4). Hierbij zijn de vele vermoorde Joodse leden en vermoedelijk ook nog een aantal oud-leden meegenomen. Als voorbeeld kan genoemd worden dat er een AJC-verzetsgroep actief was rond Koos Vorrink (die bij het uitbreken van de oorlog overigens 48 was). Door dezelfde landverrader Anton van der Waals die zich binnen de verzetsgroep CS-6 had opgedrongen (waardoor deze vrijwel geheel werd opgerold; blog 24) werd ook de verzetsgroep rondom Koos Vorrink (bestaand uit 150 personen) eind 1942 geïnfiltreerd en deze groep werd in mei 1943 opgerold (29.5). Koos Vorrink zelf overleefde het concentratiekamp Sachsenhausen doordat iemand zich over hem ontfermde en zorgde dat hij een soort diplomaten-status kreeg, maar erg veel leden van deze AJC-verzetsgroep zullen omgekomen of vermoord zijn. Kortom globaal 8% van de 6000 AJC’ers van 1940 kwam in de oorlog om, bij de NJN was dit slechts globaal 2% van de 2000 NJN’ers, dit percentage lag dus beduidend  lager (29.6).

Inmiddels zijn de ouwe sokken die de oorlog in hun NJN-tijd hebben meegemaakt halverwege de 80 of ouder. Een enkeling zou echter nog iets jonger kunnen zijn: zo las ik namelijk dat Jaap Taapken (geboren in 1925) al op z’n negende lid werd van de NJN in 1934 en overigens in z’n laatste NJN-jaar als NS in het HB van 1948 zat (29.7). Aan de andere kant werd de NJN in sommige afdelingen, bij gebrek aan andere toegestane jeugdbonden, tijdens de oorlog overspoelt door jonge leden. Daarom werd op het congres van 1942 besloten dat je als afdeling mocht beslissen of nieuwe leden zich pas op hun veertiende bij je NJN afdeling mochten aanmelden (29.8). Via Erik Lam kreeg ik het verzoek om zijn 96-jarige schoonvader Jules Philippona, een ouwe sok van de afdeling Haarlem tijdens en na de oorlog, te interviewen. Jules zou van die afdeling eerst ping en later voorzitter zijn en het zou op zijn voorstel zijn zowel het afdelingsblad als de naam van de afdeling (in 1940 was de afdelingsnaam nog ‘Evonymus’; 29.9) te noemen naar zijn studieobject tijdens die jaren: de glanskop, die hij samen met de vier jaar jongere Gerrit Bos in de duinen in de omgeving van Haarlem had bestudeerd. De afdeling zou in die jaren zo’n 100 leden hebben en hij kon zich overigens niet herinneren of er Joodse leden waren, die gedwongen lid-af waren geworden (29.10).

Maar de vrede betekende eindelijk, na jaren verboden te zijn geweest, weer naar plekken te mogen als de duinen en zo kon Jules Philippona eindelijk weer met zijn afdeling Haarlem naar het strand. Dit laatste deden ze wel weer om daar naar vogels te kijken, maar (nog) niet om te zeetrektellen (dat gebeurde toen nog slechts sporadisch). En een paar maanden na de bevrijding was er voor gekozen (wat voor het laatst in 1930 in Haamstede het geval was geweest) voor een congres in de zomer. Niet deels in tenten (zoals dat in de zomer van 1930 nog het geval was geweest) en deels zoals alle winter congressen van 1930 bij Harderwijk en later, in gebouwen. Het vredes-zomercongres vond plaats van 13 tot 20 augustus 1945 in Drachten-zuid (zie foto's 4-5) en het werd een ongekende happening. Met een speciale boot die voer vanaf Amsterdam naar Lemmer en een aansluitende tramreis van 3 uur reisden velen uit West-Nederland naar dit congres en Gertie Jansen was daarvoor speciaal naar die boot gelift vanaf Rotterdam. De bond was nog nooit zo groot geweest en in totaal zouden er 1000 (oud)leden komen: ouwe sokken waren welkom tijdens het congres op het 25-jarig jubileum weekend op 18-19 augustus. De cirkel waarin gegeten werd was zo ontzettend groot, dat het eten voor de vegetariërs met de fiets werd rondgebracht (29.11). Wim Klinkenberg had twee weken voor het congres aan ouwe sok Victor Westhoff gevraagd een lezing te geven over ‘biologische problemen der natuurbeheer’. Echter voor Victor zou het weerzien met de verlokkelijke duinen en de Boschplaat van Terschelling een magneet zijn die hij niet kon weerstaan: Nettie, Victor en een paar vrienden zouden daar gaan kamperen bij de Eerste duintjes, waar ze gelijk opnamen gingen maken, waar ze tomaten aten voor het vocht en waar ze pas ver nadat de duisternis was ingevallen weer terug waren bij de tenten, die ze toen maar nauwelijks terug hadden kunnen vinden (29.12). Net daarvoor bij hun overnachting bij een tante in het Friese Witmarsum had Victor echter besloten die gevraagde speech wel uit te schrijven, wat hij in een ruk deed. Hij besloot die tekst aan zijn vriend Carel van Rijsinge te sturen die uiteindelijk zijn legendarische woorden zou voorlezen: de rede betekent een omslag in het denken over natuurbeheer (29.13). Hij moest het nog waarmaken, maar hij probeerde een waardige opvolger te zijn voor de paar maanden daarvoor in de hongerwinter aan een hartaanval overleden Jac. P. Thijsse. Was het levensmotto van de laatste geweest ‘onbekommerd’, Victor zou de strijd voor het behoud van de Nederlandse natuur misschien nog meer vanuit z’n hart proberen vorm te geven. Beiden zouden daar heel erg hard voor werken, maar Victor had het tij nog meer tegen. Alhoewel Sicco Mansholt persoonlijk uitleg kwam geven over zijn ideeën als minister van Landbouw op het wintercongres van 1946 in Deventer (29.14), diens mooie woorden zouden verstommen door het streven naar ‘nooit meer hongerwinter’ (29.15). Victor zou gedurende zijn leven misschien wel in een hoger tempo dan daarvoor het geval was geweest de natuur zien wegsmelten: de verwoesting van de paradijselijke Mosbeek in Noord-Twente en vergelijkbare natuurterreinen op zoveel andere plaatsen. Zou het tij ooit nog gekeerd kunnen worden?

Opmerkingen
29.1 Diegene over wie ik het hier heb, schaamde zich er zo voor dat hij het een aantal mensen in z’n naaste omgeving niet heeft verteld. Hij heeft dit verhaal wel ooit verteld aan een NJN’er van later datum, die het weer aan mij vertelde.
29.2 Zie de AJC 100 jaar https://search.iisg.amsterdam/Record/ARCH00142/Export?style=PDF, maar twee weken aan de ophef ging vooraf dat Meinoud Rost van Tonningen de AJC had uitgenodigd toe te treden tot de Nationale Jeugdstorm. Gelukkig volgde na de opheffing geen actie, want bij het opheffen van de scouting in Duitsland, in 1933 direct na het aantreden van Hitler, werden de leiders gewoon in concentratiekampen opgesloten.
29.3 Terugblik op illustere jeugdbeweging van SDAP en NVV: 100 jaar Arbeiders Jeugd Centrale (AJC) op https://www.vakbondshistorie.nl/dossiers/100-jaar-arbeiders-jeugd-centrale-ajc/
29.4 Ad van Moock (oud AJC’er) deed deze mededeling en die staat aan het begin van de notulen van de Jan Sikkema 1995 bijeenkomst op 7 oktober 1995 te Maarn.
29.5 Zie https://www.tracesofwar.nl/articles/2240/Waals-Anton-van-der.htm
29.6. Dit is natuurlijk een zeer lastige vergelijking: in de loop van de oorlog zou het aantal NJN-leden bijna verdubbelen en of het aantal leden van de ‘ondergrondse’ AJC in deze periode af- of toenam is mij onbekend.
29.7 Karel Voous in 2001: Wie was Jaap Taapken? In het Vogeljaar, 49(2): 49-50. Zie http://natuurtijdschriften.nl/download?type=document;docid=544732
29.8 Congresnotulen 1942
29.9 Telefonisch interview met Jules Philippona (geboren 1924) op 11 juni 2020.
29.10 Jac. P. Thijsse & Menno Luikinga, 1965. Een avond met Jac. P. Thijsse in de Hof. Het Vogeljaar 13(2): 43-47.  http://natuurtijdschriften.nl/record/542218
29.11 Telefonisch interview met Gertie Jansen (geboren 1924) op 5 mei 2020. En ze twijfelde of het eten misschien ook wel niet in twee cirkels werd opgegeten. 
29.12 Interview met Nettie Westhoff- de Joncheere (geboren 1918) op vrijdag 14 juni 2019.
29.13 Frank Saris in 2018: Victor Westhoff (1916-2001) Natuurbescherming als toevluchtsoord, proefschrift blz. 109-110. Zie voor de rede: Verslagen van de Natuurbeschermingsdag van de NJN te Drachten: 18-30 (1945).
29.14 Marga Coesèl 1997 blz. 102.
29.15 Frank Saris in 2018, blz. 151.
29.16 Dick de Jonge ‘Over de NJN-Amsterdam tijdens de bezetting’. Bijlage bij de notulen van de Jan Sikkema 1995 over de bijeenkomst op 7 oktober 1995 te Maarn.


2. Kampje 1944. Foto uit het IISG, zonder verdere toelichting, maar het zou mij niet verbazen als er hier (iets wat serieus) gezongen werd.
3. Na de bevrijding in 1945 heeft de NJN heeft ook nog deelgenomen aan de ‘bevrijdingsmars’ van de hoofdstedelijke jeugdorganisaties naar de Dam (29.16). Rechts met donker colbert: Dick Hillenius. Foto uit Coesèl (1997).
4-5. Aankondiging van het zomercongres 1945 (officieel 1944/1945) met opgaveformulier (archief Fred Hoekzema). 


zaterdag 13 juni 2020

28. Klink: bovo ‘44, ‘45 en ‘46

1. Wim Klinkenberg, foto uit het digitale archief van het IISG, verdere gegevens onbekend.
Wim Klinkenberg (bijnaam ‘Klink’) werd in 1936 op z’n twaalfde lid van afdeling Schiedam (hij was in zijn jeugd in Vlaardingen komen wonen). Het hoofdbestuur bestaat in die jaren enerzijds uit een centraal bestuur (het CB met de zeven functies die later als het hoofdbestuur bekend zou staan) en anderzijds de DL’s (de districtsleiders, van de toen 11 districten). Klink werd op z’n zeventiende in de tweede helft van 1941 gekozen als DL van Dee VII en zat vanaf dat moment de rest van z’n NJN-loopbaan in het HB. Halverwege 1942 zou hij samen met CB’er Henk Hueck naar Zwolle reizen (zie blog 21) om de afdeling Zwolle te overtuigen dat de NJN buiten de invloed van de Nationale Jeugdstorm zou blijven; dit was tevergeefs: de afdeling Zwolle zou daarop uit de NJN treden. Eind 1943 stond Klink in de beschrijvingsbrief van het congres genoemd als kampsec. voor het nieuwe CB, maar op 31 december reisde hij als bovo terug naar Vlaardingen (28.1). Hij stond binnen de NJN er om bekend dat hij zo prachtig viool kon spelen. Ondanks dat het oorlogsjaren waren, zou hij minstens een keer naar Parijs reizen om daar op straat met vioolspelen wat geld bij te verdienen (28.2). Hij was lid van de sjocgroep en hij publiceerde oa. over enkele plantensociologische opnamen die hij op 12-14 juli 1943 bij de Logt maakte in het Kruipnieuws: een artikel over het Molinion, het pijpenstrootje-verbond (28.3). En wat is nou het merkwaardige: de kampen die er eigenlijk alleen maar waren in die jaren waren paka’s, pika’s en zoka’s, maar de data van de opnames (12-14 juli) lagen te laat in het jaar voor een pika en te vroeg voor het zoka Logt I, dat pas op 19 juli 1943 zouden beginnen (28.4). Er valt er op papier niets over te vinden maar er moet die dagen een ‘voorzoka’ van de sjocgroep zijn geweest. En op de onderstaande manier kunnen we dat verder reconstrueren.

Gertie Jansen vertelde mij dat zij die zomer van 1943 niet alleen op een sjockamp was geweest in de Logt, maar dat zij er ook bij was toen Klink de planten opnamen in het Beerze- en Rozepdal in juli maakte. Op bijna elk kamp (niet alleen de zoka’s) waren er toen ouwe sokken die als kampouders meegingen en de kampouder op dat sjockamp was George Ittmann (28.2). De eigenlijke reden van al dit gepuzzel is overigens het volgende. Toen Sander Turnhout op 9 januari 2020 in Nijmegen promoveerde sprak ik een ouwe sok Annelies Jansen (geen familie van Gertie). Zij was in het bezit van een boek met daar voorin een opdracht geschreven (foto 2; 28.5). Door de bijzondere combinatie van de daarin genoemde namen Klink - Logt - Ittmann ('George Itt.')  moet dit zeker de plek en mogelijk zelfs het moment zijn geweest waarop Klink voor het eerst van zijn leven een communist tegen was gekomen (een memorabel moment voor iemand die vanaf 1948 een groot aanhanger van die richting zou worden). Deze communist was namelijk de vader van Annelies: Piet Jansen, aan wie de tekst voorin dat boek was opgedragen. Hoe zeker is het dat dat moment op half juli 1943 kan worden vastgepind? Redelijk zeker, alhoewel Klink namens Dee VII ook een contract had getekend om in 1943 ook het paka en pika  daar te houden (foto 3; 28.6). Een andere datum is dus niet geheel uit te sluiten.
In maart 1944 zou een van de belangrijkste wapenfeiten van Klink plaatsvinden. Al op zaterdag 20 maart 1943 hadden NJN’ers zich een beetje van zich laten horen vanaf het balkon van hotel Krasnapolsky op de jaarvergadering van Natuurmonumenten. Op zaterdag 18 maart 1944 zou dat nogmaals gebeuren. Dit was enerzijds een klacht over het beheer (het feit dat Natuurmonumenten liet rietsnijden en houtkappen in het Naardermeer; in dit streven naar 'oernatuur' werden de NJN'ers overigens gesteund door hoogleraar Theodorus Weevers) en anderzijds was het een indringende oproep aan Natuurmonumenten over de natuurbeschermingsgedachte (om de leiding te nemen in het 'opvoeden' van de Nederlandse bevolking daarin). Er waren die dag 1200 mensen aanwezig, waarvan 200 NJN’ers/sters. Die laatsten waren opgeroepen door de Natuurbeschermingscommissie van de NJN. Met name Hans Sturm, Chris Homburg en Wim Klinkenberg  zouden vanaf het balkon een aantal kritische vragen stellen (28.7)(28.8) en verder waren onder meer Tjalling Waterbolk en Gertie Jansen hierbij aanwezig. Ook ouwe sok Herman Gorter was er en hij zal zich hoogst ongemakkelijk gevoeld hebben achter de bestuurstafel toen Pieter van Tienhoven het vuur aan de schenen werd gelegd over het natuurbeleid van Natuurmonumenten. Gebeurde dit alles per toeval? Zeker niet! Met een stencil van de Natuurbeschermingscommissie wat van te voren binnen de NJN rond 25 februari 1944 was rondgestuurd werd opgeroepen om in groot aantal op te komen dagen (foto 4; 28.6). Verder kan gesteld worden dat deze oproep eigenlijk direct voortkwam uit de oprichting van de Natuurbeschermingscommissie van de NJN in november 1943 (28.9). Jac. P. Thijsse werd overigens twee dagen later van de rel op de hoogte gebracht door ouwe sok Jaap de Jong, die daarvoor speciaal bij hem langs kwam. Thijsse schreef daarop aan Victor Westhoff dat het leek op een NJN-samenzwering omdat 'ze bij honderden opeens lid zijn geworden van Natuurmonumenten om dan in grooten getale te verschijnen in de engelenbak van Krasnapolsky' (28.10). Het effect van de NJN-opstand binnen het enigszins deftige bolwerk van Natuurmonumenten zou uiteindelijk misschien wel iets positief uitpakken (dit was echter op een ander vlak dan beoogt: een meer democratische opzet van Natuurmonumenten), maar dat effect stond niet vanaf het begin vast en ook de onelegante manier waarop dit gebeurde wordt door sommigen betreurd (28.11). Verder is het hogere streven naar een echte oernatuur sinds Victor Westhoff in Nederland de term ‘half-natuurlijke landschappen’ introduceerde op het zomercongres van de NJN in 1945, geen hoofdzaak meer om het landschap in Nederland te beheren: ingrijpen in de natuur is hier in de meeste gevallen noodzakelijk gebleken om de diversiteit te behouden.

Klink behoorde tot de oudere NJN’ers die in de oorlog een soort beroeps-jeugdbonders waren, zij staken zeer veel tijd in hun NJN-activiteiten en zij bleven volop genieten van ‘plantjes en pietjes’ (28.7). Er was een kleine minderheid van de jeugdbonders die daadwerkelijk in het verzet gingen. Hun doel in de oorlog was het lot van de slachtoffers te verlichten, een optimale nieuwsvoorziening te verzorgen voor zoveel mogelijk mensen en daarbij cijferden ze zichzelf deels weg. Maar ook de laatste groep had de NJN erg nodig: Eva van Suchtelen zei: 'dat lijkt heel goed [in het verzet zitten], maar het impliceert ook negatieve activiteiten als vervalsing, bedrog, geweld, destructie. NJN is een belangrijk positief tegenwicht, wezenlijk waarschijnlijk voor morele overleving' (28.12).
Eind 1944 was er vanwege een deels bevrijd land en oorlogshandelingen geen congres, waardoor het toenmalige CB, inclusief Klink, bleef zitten tot het zomercongres dat na de bevrijding op 13-17 augustus 1945 in Drachten werd gehouden. Sommige mensen vonden het in die dagen wel mooi geweest met Klink die al anderhalf jaar bovo was en er kwamen diverse wijzigingen in het voorgestelde CB (zie de volgende alinea). De uiteindelijk voorgestelde bestuursleden werden, zonder dat er daadwerkelijk over gestemd werd, verkozen. In datzelfde CB kwam uiteindelijk ook Tjalling Waterbolk te zitten als NS, die nog steeds goede herinneringen aan Klink koestert (28.13). Aan het einde van zijn loopbaan steekt Klink op het wintercongres van 1946 in Deventer niet alleen een daverende speech af, maar hij mijmert ook in een interview terugkijkend naar zijn loopbaan bij de NJN en over het feit dat hij op de voorlaatste dag van het congres op z’n 23ste als ouwe sok de bond uit wordt gekieperd. En dat alles vastgelegd door de VARA radio. Voor de liefhebbers: die opnamebanden zijn gewoon te beluisteren in de collectie van Beeld- en Geluid in Hilversum (28.14).

Overigens stellen sommigen dat Klink een dubbelrol heeft gespeeld bij de aanval op Natuurmonumenten: enerzijds stuurde hij (deels samen met Harrie Timman) de zestienjarige Roelof de Wit en de zeventienjarige Arie Bakker aan om vanaf het balkon, de hun ingefluisterde mening te roepen (28.15). Anderzijds deed Klink achteraf een keer voorkomen alsof hij neutraal was in deze kwestie (28.16). Ook op het NJN zomercongres van 1945 liepen nogmaals de spanningen binnen de AV over de Natuurmonumenten kwestie weer hoog op, waarbij Klink op een gegeven moment verklaarde 'dan liever af te treden'. Ernst Abma, Matty Slager en Dick de Jonge voegden wel daadwerkelijk de daad bij het woord en zij traden terug (waarschijnlijk omdat zij zich niet met de mening van Klink konden verenigen)(foto 5 en foto 6; 28.17). Diverse fragmenten aangehaald in het proefschrift van Frank Saris (28.7) maakt Klink er helaas niet sympathieker op. Daarin staat bijvoorbeeld dat Klink ooit over zichzelf geschreven had: ‘en zo ben ik dus eigenlijk altijd een zeer onevenwichtig jong mens geweest, die zich echter nogal gemakkelijk het air van groot zelfvertrouwen weet te geven’ (28.17). Kortom hij was zeker een bijzonder figuur binnen de NJN-geschiedenis, maar hij was zeker niet vrij van tegenstrijdigheden.

 Opmerkingen
28.1 Congresnotulen 1943 in archief Fred Hoekzema.
28.2 Gertie Jansen vertelde oa. bijgaande zaken aan mij aan de telefoon (april 2020). George Ittmann was dus de kampouder op dat sjeokamp en die riep elke ochtend ‘poelen poelen' en dan sprongen ze in de Heiloop naast de boerderij (met toen nog heel zuiver water). Ze hadden bij de boerderij de dakpannen deels door een andere kleur vervangen zodat er groot NJN op het dak van de boerderij stond. Je moest je bonnen (bijvoorbeeld voor een halve ons boter meenemen)Op kampen werd verder nooit over politiek gepraat. En de dat vader van Klink directeur was van een melkfabriek en die kon aan kunsthoning komen. In Rotterdam aten ze dus dagelijks kunsthoning op brood. 
28.3 Wim Klinkenberg 1943. ‘Hoe een sjoccer zich bezighield met het Molinion en tabellen maakte’. Ook in: Joop Smittenberg (red.) 1973. ‘Plantengroei in enkele Nederlandse landschappen’; het artikel van Klink staat daar op p. 63-70).
28.4. Mededelingenblad no. 1-2, mei 1943 (een rode A-3 zokafolder) in archief Fred Hoekzema. Verder vertelde Gertie Jansen me: op dit juli kampje in 1943 in de Logt was George Ittmann kampouder en die riep elke ochtend ‘poelen poelen!’ en dan sprongen iedereen in de Heiloop dat bijna naast de boerderij lag, met toen nog heel zuiver water. Ze hadden bij de boerderij de dakpannen deels door een andere kleur vervangen zodat er groot ‘NJN’ op het dak van de boerderij stond. Je moest voor dat kampje je bonnen (bijvoorbeeld voor een halve ons boter meenemen).
28.5 Opdracht voorin het boek ‘Wim Klinkenberg, 1979. Prins Bernhard: een politieke biografie 1911-1979 (Amsterdam, Onze Tijd, 1979)’, als cadeau gestuurd aan Piet Jansen in 1982. 
De communistische radicalisering van Klink zou overigens pas tijdens de politionele acties in het toenmalige Nederlands-Indië rond 1947 in een stroomversnelling komen (toen hij bij PvdA leider Marinus Goes van Naters in huis woonde had hij hem in een tafelgesprek horen zeggen: 'Zo lang ik de PvdA leid, wordt in Indonesië niet gevochten.’ Toen dat toch gebeurde voelde Klink zich niet meer thuis in de PvdA. In: Paul Damen, 1994. Interview met Wim Klinkenberg (op 15 juni 1994), ‘Ik heb altijd aan de goede kant gestaan’, in de Groene Amsterdammer nr. 24en in 1948 werd hij pas lid van de CPN (de Communistische Partij Nederland)(zie  Wikipedia https://nl.wikipedia.org/wiki/Wim_Klinkenberg). 
28.6 Archief Fred Hoekzema
28.7. Frank Saris, 2018. Victor Westhoff (1916-2001) Natuurbescherming als toevluchtsoord, proefschrift, Radboud Universiteit Nijmegen, zie oa. blz. 89.
https://repository.ubn.ru.nl/bitstream/handle/2066/190330/190330.pdf?sequence=1
28.8 Voor de NJN kan van het verhaal zie Wim Klinkenberg 1944. Het eerste bedrijf: Storm! In Mededelingen van de Natuurbeschermingscommissie van de NJN 2(1) november 1944: p. 3-7. Zie ook Wim Klinkenberg 1945. Het standpunt van “Natuurmonumenten” inzake de propagandering der Natuurbeschermingsgedachte. In: Mededelingen van de Natuurbeschermingscommissie van de NJN 2(5) maart-april 1945: p. 6-7; en Emy Odé 1945. Het voorspel van 18 maart 1944. Mededelingen van de Natuurbeschermingscommissie van de NJN 2(3) januari 1945: p. 3-6.

28.9 Piet Kelder, 1943. Onze plannen. In: Mededelingen van de Natuurbeschermingscommissie van de NJN 1(1) november 1943: blz. 1-2.
28.10. In 'Wanhoop nooit aan vooruitgang, brieven van Jac. P. Thijsse, uit 2012, bezorgd door Marga Coesèl. De brief aan Victor was geschreven op 21 maart 1943 (op blz. 239-241). Maar ook vele andere brieven daarna kwam de rel langs. 
28.11 Frank Saris, 2018. Victor Westhoff (1916-2001) blz. 105 (zie 28.7), en Marga Coesèl, 1997, blz. 102.
28.12 Jan Sikkema 1996. Verslag bijeenkomst van de "oorlogs-oude-sokken" op vrijdag 6 oktober 1995 te Maarn, 6 pagina's (kopie oa. via Frans Hovenkamp)
28.13 Tjalling Waterbolk, mail april 2020
28.14 Kosten om dit eventueel op internet te zetten zouden zijn: €125,- per 3 minuten plus €80,- afhandelingskosten plus nog de btw. Ga gewoon eens luisteren als je in de buurt bent van Beeld en Geluid bent, loop in de hal de trap af naar de mediatheek en daar staan allemaal computers,
zie daar 
https://zoeken.beeldengeluid.nl/program/urn:vme:default:program:2101608130118317531?ac=dgtl&q=klinkenberg+wim.
28.15 Frank Saris, 2018. Victor Westhoff (1916-2001) op blz. 89 (zie 28.7)
28.16 Dit heb ik ergens gelezen, maar ik kan de bron nergens meer vinden.
28.17 Zie pag. 2 in: 'Kort verslag van de algemene vergadering, gehouden op 14, 15, 16, 17 en 18 augustus 1945 te Drachten'. In Med1edelingenblad no. 2 october 1945, gepubliceerd door Hendrikus van der Laan. 
28.18 Frank Saris, 2018. Victor Westhoff (1916-2001) op blz. 19 (zie 28.7)

2. Klink aan Piet Jansen over zijn eerste ontmoeting met een communist, opdracht voorin het boek over Bernard, ondertekend op 23 augustus 1982.


3. Huurovereenkomst van Dee VII ondertekenend door Klink voor de huur van een deel van de Bertekeshoeve bij De Logt voor hun paka en pika. De plek die later ook voor het 'voorzoka' sjockamp en de zoka's Logt I, II en III zal worden gebruikt (van de bezetter mocht er niet meer in tenten worden overnacht).

4. Dit stencil van het bestuur van de Natuurbeschermingscommissie van de NJN was verstuurd op 25 februari 1944 (poststempel): een oproep waaraan uiteindelijk 200 NJN'ers gehoor aangaven om naar de jaarvergadering op zaterdag 18 maart 1944 van Natuurmonumenten te komen.


5. Het in eerste instantie voorgestelde CB voorafgaand aan het zomercongres in augustus 1945 in de beschrijvingsbrief.
6. Het uiteindelijk CB geformeerd tijdens het zomercongres in augustus 1945: Ernst Abma en Matty Slager waren teruggetreden (evenals Dick de Jonge die waarschijnlijk na de beschrijvingsbrief wel had toegezegd).


zondag 7 juni 2020

27. Het jaar 1943: oude en nieuwe wegen


Op naar het zoka Logt III van 7- 14 augustus 1943. Fred Hoekzema zou de voorzitter zijn en moest er daarom al twee dagen eerder zijn, zo zou Nico van Suchtelen hem in april/mei 1943 laten weten.
Laten we net doen alsof 1 januari 1943 precies de helft van de Tweede Wereldoorlog in Nederland markeert, de eigenlijke helft ligt daar een paar weken voor. De NJN zou deze jaren groter zijn dan ooit en het jaar 1943 zou een bijzonder jaar worden. De kentering in de oorlog kwam dat jaar ook in zicht: de eerste grote verliezen van de Duitsers onder meer in Rusland, ook de kansen van Japan beginnen vanaf september 1942 in het Verre Oosten te keren. 

Op zondag 18 april 1943 verzamelden 22 jeugdbonders zich op de Hondenbrug bij Hilversum klaar om op excursie te gaan naar de buitenplaats Over-Holland bij Nieuwersluis. Voor zes fietslozen was er een tippelexcursie naar Gooilust olv. Els Mulder en Henk van der Veer. De rest ging olv. Wim Lindeyer en Jaap Taapken fietsen op een prachtige voorjaarsdag. Bij het fort aan de Bloklaan wordt even halt gehouden voor het nazien van een band. Daarna zagen ze o.a. baltsende futen, koeten en een visdiefje. Een rietzanger imiteerde meesterlijk het geluid van een zwarte stern. Een bruine kiekendief cirkelde in de blauwe lucht en een snor ratelde zijn eentonig liedje. Ze zagen oa. klimopereprijs met zijn miniatuur klimopblaadjes en hondsviooltje bloeien. Zij aten op de dijk van het Merwedekanaal. In een sloot werden visjes gevangen: zeer veel bittervoorns, de wijfjes met een paar centimeter lange legbuis. Als ze op de terugweg Nieuw-Loosdrecht door zijn, zijn ze spoedig thuis, na een onvergetelijke dag doorgebracht te hebben in de vrije natuur (27.1)(27.2).

Amsterdam bruist van de activiteiten en een kwart van alle NJN’ers woont hier. Wanda Verduin (blog 22) was vanaf half april 1942 al gedwongen geweest om met haar Joodse ouders en broertje Ernst vanuit Bussum daarheen te verhuizen. Alles was klaar geweest om te gaan onderduiken maar onverwacht wordt het gezin op 14 januari 1943 uit huis gehaald: zij zou na dat moment nooit meer met de NJN mee op excursie gaan. En ook was er een half-Vlaamse jongen Flip Polk, die met zijn Nederlandse moeder naar hun Amsterdamse familie was gekomen. Flip was net 11 toen hij op een zondagmorgen in 1943 door zijn nichtje Willie Zuiver werd meegenomen op een excursie met afdeling Amsterdam 6. Daar leerde hij hoe leuk het was in een groep de natuur te bestuderen, maar ook tegen uniformen en leidinggeven door volwassenen te zijn. Hij zou razendsnel leren over de natuur van specialisten die nauwelijks ouder waren dan hijzelf. Na de oorlog zou hij terug in Antwerpen wat NJN activiteiten beginnen, wat ook al wat in 1939 in Gent was gebeurd. Maar Flip Polk zou uiteindelijk als aanjager van het ontstaan van de BJN worden gezien. Een officiële NJN-afdeling zou in Antwerpen pas in 1949 (kort) /1954 (langer) ontstaan en in Gent pas in 1957 (27.3). Beide afdelingen hoorden op dat moment bij district 8 (Zeeland)(27.4). Dit was zo totdat het NJN hoofdbestuur ze zei dat ze maar eens zelfstandig moesten worden: in 1959 werd zo uiteindelijk de BJN (Belgische Jeugdbond voor Natuurstudie) opgericht (27.3).

Nederland was in beweging: merkwaardigerwijs zorgde de bezetting ervoor dat de verzuiling in het land toenam. Later zou bijvoorbeeld Marga Coesèl aan het begin van haar biologiestudie van haar katholieke ouders geen lid mogen worden van een neutrale NJN. Gertie Jansen kon in 1943 doordat ze bij haar biologiestudie aan de universiteit Utrecht niet de loyaliteitsverklaring tekende niet meer verder studeren en wilde toch iets met de natuur doen. Zij besloot op aanraden van een zoölogisch assistent bij haar biologiestudie en NJN´er Henk Hueck lid van de NJN te worden. Haar familie was christelijk en doordat de NJN op zondag op excursie ging, kreeg zij van haar moeder te horen dat ze een ‘afvallige’ was en kreeg ze daar dus vervelende opmerkingen over. Maar daarvoor ging ze al niet meer met haar ouders mee naar de kerk en ze zou een aantal heerlijke jaren bij de NJN hebben.

In Meppel was er in 1943 een NJN’er Douwe Rijpkema die al even lid was. Op een gegeven moment besloot hij echter dat de NJN niet bij zijn christelijke levensovertuiging paste. Zondags op excursie? Dan mocht je hoogstens een kleine wandeling met gelijkgezinden maken. Een vriend van hem bleef bij de NJN, maar Douwe besloot samen met zijn broer Joop en Rein Schut een eigen clubje op te richten: de CMJN (de Christelijke Meppeler Jeugdclub voor Natuurstudie). Zonder fietsen maakten zij soms zeer lange wandelexcursies 15 km heen en 15 km terug. Na de oorlog besloten ze hun vleugels in heel Nederland uit te slaan en er een landelijke club van te maken: op 24 april 1946 richten zij in Balkbrug de CJN (de Christelijke Jeugdbond voor Natuurvrienden) op. Fanatiek gingen ze boven de grote rivieren aan de slag en nog datzelfde jaar hadden ze al zoveel bereikt dat er in de zomer van 1946 op Texel al een groot kamp met 250-300 leden zou zijn, en in 1951 waren er al 35-40 afdelingen (27.5). De verzuiling had toegeslagen! Binnen de NJN zou de neutrale houding ten opzichte van de christelijke medemens nog decennia lang in vrijwel elk kamp ervoor zorgen dat er voor het gezamenlijk eten een door de voorzitter gevraagd momentje stilte zou zijn. Afhankelijk van al dan geen kamp rebellie zou dat momentje er dan al dan niet altijd van komen. Zou die traditie van dat momentje stilte er vandaag de dag nog altijd zijn? Er zijn mensen die dat gewoon weten, maar ik nu even niet.

Tot slot van het jaar werd het Congres net als in 1942 weer in 'De Jonge Prins' in Wormerveer gehouden. Het ratelen van typemachines en stencilmachines klonk achter de collisies. In de late avond van 30 december of in alle vroegste ochtend van 31 december 1943 zou met dit bonte avond programma het congres worden afgesloten (27.6). Niemand zou toen beseffen dat er dat jaar een eerste afsplitsing een feit was en dat er een zaadje voor een internationaal uitslaan van de vleugels van de NJN was gepland.

Opmerkingen
27.1 Verslag uit het Logboek van afdeling Hilversum (9 januari 1943 - 3 oktober 1943), gescand door Erik Lam, deze excursie was opgeschreven door Kees Grabrandt (ingekorte en iets vrije weergave).
27.2 Gertie Jansen (telefonisch gesproken mei 2020), doordat dit ook wel in 1944 geweest kan zijn de informatie hier: Afdeling Rotterdam mag niet meer van de Duitsers naar de duinen en de zee gaan. Ze moeten dus in de stad blijven en ze gaan in het voorjaar wekelijks met elkaar vanaf het vroegste moment dat het van de bezetter mag (namelijk zonsopgang) naar het Kralingse bos. Vanaf dat moment gaan ze met het horloge erbij luisteren in welke volgorde de vogels beginnen met zingen. Zo merken ze dat er een patroon in blijkt te zitten: gedwongen door de omstandigheden vinden ze zo voor zichzelf iets nieuws uit. Gertie Jansen gaat ondanks dat ze eigenlijk het meest van planten houdt, meestal mee op die excursies.
27.3 Hazel Vande Kerckhove & Wouter Van Gompel (red.) 2008. 50 jaar jeugdbond: de excursie vertrekt. Uitgave JNM, Gent. 1-304.
27.4 Gerard Heerebout (mail van februari 2020)
27.5 Addo van der Eijk ea. (red) 2006. Jeugdbond 60 jaar CJN KJN ACJN JNM. Stichting Natuurinformatie. 1-128. In Trouw worden in 1946 genoemd  dat er 250-300 leden op Texel bij elkaar kwamen.
27.6  Archief van Fred Hoekzema. Het bonte avond programma van 1942 of 1943, zie foto onder.

  
De eerste bladzijde van zondag 18 April 1943 uit het logboek van NJN afdeling Hilversum met de beschrijving van een excursie naar de buitenplaats Over-Holland bij Nieuwersluis (maar ze begint met de 'fietslozen excursie' naar Gooilust) (zie 27.1).

Foto uit 1943 uit het digitale archief van het IISG zonder bijschrijft, maar gezien het opgespelde naamkaartje bij de rechter jongen is er een redelijke kans dat deze op het congres is gemaakt.
Bonte avond programma van een congres te Wormerveer, van 1942 of 1943.




37. So Long, Farewell, Auf Wiedersehen, Goodbye

Foto 1: Kort verslag over de eerste excursie naar de Baest bij Oirschot die ik als proef lid meemaakte op 29 oktober 1972 in de Fragilaria e...