zondag 29 maart 2020

17. De Tinbergen-broers & de NJN


Niko 26 jaar oud op Groenland (links; uit 17.9) en Luuk 21 jaar oud (rechts; zie 17.19)
Er is natuurlijk wel een boekenplank vol geschreven over deze twee jongens. Ik ga proberen een schets te geven met stukjes over hun jeugdbondstijd die voor Niko Tinbergen (uit 1907) van 1920-1930 liep en bij Luuk Tinbergen (uit 1915) van 1927-1938.  

Niko en Luuk Tinbergen werden geboren als derde kind en jongste in een Haags zin met oorspronkelijk zes kinderen (17.1). Hun vader Dirk was docent Nederlands op het Gymnasium Haganum aan de Laan van Meerdervoort, hun moeder had voor onderwijzeres gestudeerd, maar was zoals vrijwel alle vrouwen in die tijd huisvrouw. Als kind al had Niko aquaria en terraria. Hij werd in zijn de jeugdjaren een hyperactief kind genoemd dat veel spijbelende van school. Hij zat op de tweede H.B.S. aan de Stadhouderslaan in den Haag en hij had zich daar als fanatieke natuurtiener bij de E. Heimans schoolnatuurclub van zijn biologie docent Abraham Schierbeek aangesloten. Omdat dat een van de schoolclubs was bij de oprichting van de NJN in 1920 betrokken was, was hij daarmee automatisch een NJN’er van Haag II geworden. Zijn biologie docent was vanaf 1922 begonnen met een inventarisatie van Meijendel, waar Niko en enkele andere NJN’ers aan mee hielpen (17.2). In april 1924 gaf de vogelfotograaf Jan P. Strijbos een lantaarnplaatjeslezing voor de NJN in een gymzaal in Den Haag. In de pauze kwam een schuchter jongetje naar hem toe, die hem goed-geslaagde foto’s van meidoorns in Meijendel liet zien. Dat was Niko en nadien verloren ze elkaar nooit meer uit het oog (17.3). Ook met Jac.P. Thijsse zou hij erg goed bevriend raken. Niko zou veel prachtige foto’s voor de in die jaren zeer populaire NJN-kalenders gaan leveren. Binnen de NJN was Niko er een voorstander van discussies: [Wat zou de] "N.J.N. geesten aan waarde winnen, als de jongens en meisjes wat meer met elkaar gingen denken en praten! (17.4) (in plaats van dat ze van alles wordt verteld, waarna ze moeten luisteren). In 1925 ging Niko drie maanden veldwerk doen op een ornithologisch veldstation op de Koerse Schoorwal (nu een onderdeel van de Russische enclave bij Kaliningrad, bij het dorp Rybatsji) en besloot daarna biologie te gaan studeren in Leiden. Niko had overigens meerdere kanten. Aan de ene kant was hij voor school lui (17.5) aan de andere kant zei hij in 1928 tegen Mary Boetje - van Ruyven toen ze per trein samen van Zuid-Limburg terug naar Den Haag reisden, de weg zwijgend af te leggen, ‘omdat we zoo moe waren, [en] zei Niko: Dat is een bewijs, dat we gewerkt hebben’(17.6). Hij hield behalve van de natuur ook heel erg van sporten en was erg goed in hockey, maar koos uiteindelijk voor het eerste. Aan de ene kant had hij als jonge jongen een hekel aan insecten (17.7) terwijl de oriëntatie van de bijenwolf (een soort roofwesp die bijen vangt) uiteindelijk het onderwerp van zijn proefschrift in 1932 zou worden.
  
Luuk Tinbergen was de jongste broer van het gezin, hij was geboren in 1915 en dus 8 jaar jonger dan Niko. Luuk zou in de voetsporen van Niko treden: zowel in zijn even grote liefde voor de natuur, zijn lidmaatschap bij en grote inzet voor de NJN (17.8) en ook hij ging in 1932 biologie studeren in Leiden. Beiden hadden de allergrootste liefde voor vogels. Maar Niko was breder geïnteresseerd en schreef ook over zaken als de stuifduinen op Schouwen (17.9) en van strandvondsten tot de heidevlinder: over alles wat hem interesseerde. Luuk zou in z’n NJN-tijd behalve tabellen over vogels maken ook schrijven over de spreeuwentrek over Den Haag (17.10).

Buiten de grote invloed van de kust ging de familie Tinbergen na 1920 met vakantie jaarlijks naar Hulshorst (17.11). En dat werd de tweede plek waar ze beiden hun hart aan verloren: Niko onder meer aan de bijenwolf en de heivlinder. Luuk kreeg hier ongetwijfeld zijn voorliefde voor roofvogels, waarover hij als 16-jarige samen met Niko zijn eerste artikel in DLN in 1931 over schreef (17.12). Een drietal kleine stukjes over hoe Niko later terugkeek op die plek: ‘Totaal verschillend waren de uitgestrekte heidevelden. In de nazomer, als de hei massaal in bloei stond, lag er een paarse gloed over de golvende vlakten, die geleidelijk vervaagde in de gloeiende nevel die als gevolg van de hitte over de velden hing, terwijl de horizon glinsterde en trilde in de hete zon. De heidebloempjes die een heerlijke honing leveren, trokken ontelbare insekten aan, waarvan het ononderbroken gezoem een even essentieel element van het landschap vormde als het geluid van de branding aan de kust’. ‘Van de uitwerpselen van de vele konijnen leefden mestkevers; op zonnige dagen vlogen zij hoog door de lucht en dan probeerden boomvalkjes, die kleine elegante vogels, ze in hun vlucht te verschalken. Zandloopkevers, grote roofvliegen (Asilus) en talrijke graafwespen voorzagen in hun levensonderhoud door de jacht op andere insekten die hetzij op de schaarse vegetatie leefden, hetzij per ongeluk in dit gebied verdwaalden, zoals de ongelukkige langpootmuggen.’ En over zijn ontmoeting met de bijenwolf: ‘Mijn zorgen waren helemaal voorbij; ik had nu een duidelijk idee van mijn onderzoek. Later bleek dat deze dag een mijlpaal vormde in mijn leven. Komende jaren zou ik mijn zomers slijten in gezelschap van deze wespen; aanvankelijk alleen, later met een steeds groter wordende groep van medewerkers, voor het merendeel zoölogiestudenten van de Leidse universiteit.’ (17.7)  
Beiden hadden tijdens hun jeugdbondsbestaan een NJN’er als beste vriend: dat was de Utrechtse vogelaar Martien Rutten voor Niko. Waarschijnlijk kampeerden ze bijvoorbeeld samen een maand lang op De Beer in de zomer van 1928 (17.13) en Niko zou later trouwen met Lies Rutten, zijn zus. Joost Ter Pelkwijk (‘Pelk’) was de beste vriend van Luuk. Luuk en Joost gingen tegelijkertijd in Leiden biologie studeren en Joost werd uiteindelijk weer de assistent van Niko: samen zouden ze in DLN een roemrucht artikel schrijven over de stekelbaarsjes (17.14). Later werd Luuk in Leiden weer de assistent van Jan Verweij, de allereerste die in Nederland in 1925 vogelgedrag systematisch was gaan bestuderen (17.15). Van hun vader hadden beide jongens een groot tekentalent meegekregen. Daarmee zou Luuk, die de allereerste Nederlandse tabel Veldkenmerken van steltlopers, zwanen, ganzen en eenden schreef ook zelf illustreren (17.16). Maar ook Niko zou tijdens zijn internering als gijzelaar door de Duitsers in Haren en St. Michielsgestel niet alleen boekjes gaan schrijven, maar deze ook zelf illustreren (zie tekening onder). Niko was tijdens zijn hoofdbestuurstijd in 1928 natuurhistorisch secretaris geweest, Luuk zou Amoeba redacteur worden in 1931 en ook na zijn jeugdbondstijd nog lang als lezinghouder op de NJN lijsten staan (17.17).  

Heeft de NJN de ethologie uitgevonden? Geenszins! Maar het mag duidelijk zijn dat beide Tinbergen broers met hun enthousiasme, hun grote creativiteit en grote kennis mee hebben geholpen enerzijds de ethologie vorm te geven en anderzijds dat ze het natuurhistorisch peil in de eerste twee decennia van de NJN op een hoger peil hebben helpen te krijgen. De vogel-excursies van Niko en Martien waren op het 1928 zoka in de Bisse in Zuid-Limburg zeer populair (17.18) en als Luuk zo’n groot portret krijgt in het congres-spot-blaadje de Pestvogel van 1936 (17.19), dan mag het duidelijk zijn dat beiden in hun NJN-tijd op handen werden gedragen.

Beide broers zouden hoogleraar worden: Niko eerst in Leiden, toen in Oxford en Luuk in Groningen. Beiden zouden daar geliefd zijn en de ethologie studie op een hoger plan brengen. Luuk had echter, tot grote droefenis van zeer velen, in 1955 een einde aan zijn leven gemaakt. In 1973 zou Niko uiteindelijk een Nobelprijs krijgen (17.20) en hij zou in Oxford uiteindelijk in 1988 overlijden, hij zou uiteindelijk tweemaal zo oud worden als zijn broer.
Opmerkingen

Met dank aan Frans Beekman voor de hulp met het vinden van aanvullende literatuur.
17.1 Een kind overleed op zeer jonge leeftijd (Coesèl, M., Schaminée, J. H. J., & van Duuren, L., 2007. De natuur als bondgenoot. De wereld van Heimans en Thijsse in historisch perspectief. Utrecht en Amsterdam, KNNV Uitgeverij en IVN, 1-288).
17.2 Schierbeek, A., 1923. Meijendel-onderzoek. DLN 27(10): 318-319. [Abraham Schierbeek; 1887-1974].
17.3 Strijbos, Jan P., 1976. Vogelvrij. Mensen en tijden die ik gekend heb. Haarlem : Uitg. Schuyt en Co. 1-154. [Niko en Luuk zie p. 122-129]. [Jan P. Strijbos en Niko waren verder beiden mee in 1930 bij de biologische studenten excursie dezelfde plek dat toen in Oost-Pruisen lag]. En: ‘Over Niko Tinbergen’ https://www.universiteitleiden.nl/dossiers/lezingen-bij-science/niko-tinbergenlezing/over-niko-tinbergen
17.4 Niko Tinbergen, 1926. In de Amoeba Dec. 1926. [zie Mary Boetje – van Ruiven (1930) p. 42-43].
17.5 Canvas documentaire een paar jaar terug sprak zijn dochter ‘Hans Van Dyck op zoek naar Niko Tinbergen, 5-12’ op YouTube [video later verwijderd, zie foto hieronder]. [Mijn eigen analyse van deze eigenschap zou erop kunnen duiden dat hij hoogbegaafd zou kunnen zijn geweest en zich op school verveelde].
17.6 Mary Boetje – van Ruiven (1930), p. 106.
17.7 Tinbergen, Niko, 1978. In 't vrije veld. [Autobiografisch boek]. https://www.dbnl.org/tekst/tinb003intv01_01/tinb003intv01_01_0002.php
17.8 Hun oudste broer Jan was overigens enthousiast lid geweest van de Arbeiders Jeugd Centrale (de A.J.C., een arbeidersjeugdbond).
17.9 Frans Beekman, 2005. Niko Tinbergen in de Schouwse duinen (1930). Sterna (Natuur- en Vogelwacht Schouwen-Duiveland), september 2005: 41-45. Zie https://tijdschriftenbankzeeland.nl/issue/ste/2005-09-01/edition/0/page/3?query=
17.10 Frans Beekman, 2011. Zorgvliet in vogelvlucht, Haagwinde 4(3): 8-9.
17.11 Veen, Peter, 2019. De familie Tinbergen en Hulshorst (deel 1) – Wonen in Hulshorst aan de zoom –    (deel 2) – De rijkdom van zand en bos – . De Mothoek van de Heemkundige Vereniging Nuwenspete te Nunspeet: 35(1): 24-29 en 35(2): 64-69. [ook deel illustraties uit over genomen]
17.12 Niko Tinbergen & Luuk Tinbergen, 1931. Waarnemingen aan roofvogels en uilen. Eerste artikel DLN 36(3): 69-80. Plus nog twee daarna.
17.13 In DLN 33(6): 191. ‘Na een maand op „de Beer", Hoek van Holland, gekampeerd te hebben ..’ door Martien Rutten gecombineerd met ‘Zomerwaarneming van een Nonnetje’ door Niko Tinbergen, zou op dit gezamenlijk verblijf van beiden kunnen duiden.
17.14 Roodkaakjes [Over de stekelbaars]. DLN 41(5) 129-137. http://natuurtijdschriften.nl/download?type=document&docid=491746
17.15 Jelle van Dijk, 2017. Jan Verwey en zijn studie van kievitengedrag. De Strandloper 49e jaargang nummer 4, december 2017: 20-21. http://natuurtijdschriften.nl/download?type=document&docid=661304 Zie verder: C. A. Davids, 1997. Recensies [De geboorte van de ethologie als wetenschap had plaats toen sommigen van deze jonge onderzoekers, zoals Jan Verwey, Frits Portielje, Frans Makkink, Adriaan Kortlandt en Niko Tinbergen, hun aandacht primair op stereotiep gedrag van dieren gingen richten …, 1371-39]. Ik kan de precieze citatie even niet meer vinden].
17.16, zie de vorige blog nr 16.
17.17 Luuk zie blog 15. De citatie voor Niko houden jullie te goed.
17.18 Mary Boetje – van Ruiven (1930), p. 106.
17.19 Coesèl (1997), p. 62.
17.20 Een Nobelprijs voor biologie is er niet dus het werd de Nobelprijs voor Fysiologie of Geneeskunde die hij samen met Karl von Frisch en Konrad Lorenz kreeg. Zijn broer Jan Tinbergen had in 1969 al samen met Ragnar Frisch de Nobelprijs voor Economie gekregen. De enige keer tot nu toe dat twee broers een Nobelprijs hebben gewonnen.


Verdere literatuur
Röell, D.R. De wereld van instinct. Niko Tinbergen en het ontstaan van de ethologie in Nederland (1920–1950) . Nummer 52 van Nieuwe Nederlandse bijdragen tot de geschiedenis der geneeskunde en der natuurwetenschappen, ISSN 0168-9827.

Wel deed hij af en toe aanvullende waarnemingen bij Den Helder en op Texel. In ieder geval dook het onvoltooide manuscript weer op na de Duitse inval in 1940. Het instituut in Den Helder moest worden ontruimd en Jan Verwey kreeg een werkkamer in het museum aan de Raamsteeg in Leiden aangeboden. Daar werd Luuk Tinbergen zijn assistent. …. Zijn assistent in Leiden, Luuk Tinbergen, raakte vermoedelijk geïnspireerd door de fraaie tekeningen die Rinkel bij zijn artikel had geplaatst. Luuk Tinbergen was behalve een gedreven onderzoeker ook een begaafd tekenaar. Zie daarvoor zijn tekeningen in de klassiekers Vogels in hun domein (1943) en Vogels onderweg (1949).
Kruuk, Hans, 2003. Niko's Nature: The Life of Niko Tinbergen and his Science of Animal Behaviour OUP Oxford.

Want Niko bleef zijn hele leven vogelaar en vogelfotograaf. Bekend is de ingenieuze schuilhut, waarbij Niko zich in het zand ingroef in een kuil overdekt met rieten manden of wrakhout om de grote sterns op De Beer (Het Vogeleiland) te fotograferen. Hij stuurde regelmatig foto’s in voor de befaamde NJN natuurkalender, wat in 1926 de reactie van zijn idool Thysse uitlokte, dat ‘er nu wel genoeg plaatjes van nestelende vogels waren en er wat interessanters moest komen’. Waarop de 19-jarige terugschreef, dat nu andere hoofdstukken aan de beurt zouden komen, zoals voedsel zoeken en vogeltrek.
Marga  Coesèl, 2010. Wie was....? nr. 19 Luuk Tinbergen, M. in Heimans en Thijsse Nieuwsbrief nummer 39 (november 2010). http://database.heimansenthijssestichting.nl/luuktinbergen.php
Kerst , Anton, 2008. Niko Tinbergen, vogelaar, Nobelprijswinnaar Boekbespreking. Fitis 44 (1): 31-32 
Voous, K. H., 1995. In de ban van vogels. Uitgeverij Scheffers. [Luuk p. 456-457 en Niko 495-499].


De familie Tinbergen bij huisje 't Witte zand' bij Hulshorst in 1926: Niko staat bij de paal, Luuk ligt midden voor (uit 17.11).
Niko zelfde plek in 1926 dan 19 jaar oud in z'n NJN tijd (17.5) zie stukje video
NJN excursie in 1929: ringen van jonge meeuwen in de Schouwse duinen gemaakt door Niko (uit de Wandelaar 1930)
Luuk en Niko bij Hulshorst, getekend door Niko Tinbergen in 1944 'in 't Zand' (17.11)
Het huis waar ze beide als kind woonden in de Bentinckstraat 146 in Den Haag, iets meer dan 1 km van de haven.


Foto's overgenomen uit publicatie van Peter Veen (zie 17.11)
  
Prof N. Tinbergen Oxford (FRS is Fellowship of the Royal Society of London), eigen foto uit mei 1984: hij was sinds 1977 met pensioen en hij had in 1984 geen kamer meer in het Zoology Department.

 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

37. So Long, Farewell, Auf Wiedersehen, Goodbye

Foto 1: Kort verslag over de eerste excursie naar de Baest bij Oirschot die ik als proef lid meemaakte op 29 oktober 1972 in de Fragilaria e...