maandag 27 januari 2020

9. Tieners van het eerste uur


Foto zoka Ommen op de congresdag op zondag 30 juli 1922 (9.1). Zekere namen: 1 Jacob Heimans, 8 Geurtje Max, 9 Kees Sipkes, 23 Kees van Steenis, 28 George Ittmann, 30 Mary Boetje - van Ruyven, 32 Maus Lieftinck, 35 Feiko Koster (met wandelstok!), 36 Jan Nijkamp en 38 Molle Eisma. Mogelijke namen: 6 Wim Wessels, 27 Erry du Marchie Sarvaas en heel misschien: 3 Piet Baak (alleen op grond van zijn secretarisschap en een grote map onder z'n arm).

Honderd jaar lijkt een bijna onoverbrugbaar lange tijd en de oudste NJN foto ooit is gemaakt in Giethoorn, een dag na de oprichting op maandag 17 augustus 1920 (9.2). Deze heb ik nog niet boven water gekregen, dus moeten we het doen met deze nu oudst bekende foto gemaakt op het zomerkamp in Ommen in 1922 (9.3) waarop ten eerste Feiko Koster en Molle Eisma (nrs. 35 en 38) goed herkenbaar op staan.

Het eerste meisje dat actief werd bij de NJN was Erry du Marchie Sarvaas uit Heemstede. Zij bood zich op de oprichtingsvergadering aan (toen 14 jaar oud) om de administratie van de kampdeelnemer voor het zomerkamp bij Denekamp in 1921 te gaan doen. Zij zou goed nr. 27 kunnen zijn: vrij prominent op de foto staand en van de meisjes het meest chique gekleed. Verder staat Geurtje Max op de foto (nr. 8). Ze is hier 23 jaar oud en ze zal in 1923 gaan trouwen met de kampleider van het jongenskamp van dit Ommen kamp Kees Sipkes (nr. 9) die schuin achter haar staat (9.3). Of ze hier in Ommen mee was als NJN-ster of als vriendin van Kees Sipkes kan ik echter niet precies reconstrueren. Als ze NJN-ster was dan zou zij samen met Jo Betrem en Hendrik Venema een van de heel weinige NJN-ers zijn die in de 19e eeuw geboren waren (9.4), vrijwel alle NJN-ers waren namelijk in deze eerste jaren middelbare scholieren en dus tieners.

Het aantal zekere namen op deze foto is beperkt. Er zijn mogelijk drie toekomstige bondsvoorzitters op de foto aanwezig. Ten eerste met zekerheid Kees van Steenis (nr. 4). Hij was ook op het 1923 kamp aanwezig net als zijn toekomstige vrouw Maria Kruseman (heel misschien nr. 7). Beide zouden het eerste NJN-liefdeskoppel zijn die in 1927 getrouwd zijn (9.5). Dan staat hier ook Jan Nijkamp (nr. 36)(9.6) op de foto en mogelijk Wim Wessels (nr. 6).

Dan zit helemaal links de legendarische George Ittmann (nr. 28)(9.7). Rond de tijd van deze foto was hij mogelijk al aan het broeden op de NJN 2.0: te Mook in 1923 zou de federatie van school afdelingen op zijn voorstel overgaan in één bond. Gezien de stapel papieren onder z’n arm zou verder nummer 4 mogelijk Piet Baak kunnen zijn. Van de ouderen staat Mary Boetje - van Ruyven er ook op (nr. 30), als leidster van het meisjeskamp.

Tot slot ligt pontificaal op de foto Maus Lieftinck (nr. 32). Hij zat vanaf de oprichting van het Amsterdams Lyceum in 1917 op die school en hij was op een schoolexcursie op 24 augustus 1918 door zijn leraar plant- en dierkunde Jacob Heimans (nr. 1) gestimuleerd naar libellen te gaan kijken. Ondanks dat hij noch zijn middelbare school noch zijn MO-acte afmaakte werd hij Nederlands meest succesvolle libellenspecialist, met 610 nieuw voor de wetenschap beschreven libellensoorten (9.8). Dit is de enige van de oprichters van de NJN (en de enige persoon op deze foto) die ik persoonlijk gekend heb en mijn eigen jeugdbondsbestaan zou vrijwel precies 50 jaar na deze foto beginnen. Beide horen wij tot de weinige Nederlanders die ooit de zeer zeldzame libel Oxygastra curtisi (tegenwoordige naam ´bronslibel´) in Nederland hebben gezien (9.9). Natuurlijk weet ik nu achteraf van enkele van zijn onhebbelijkheden en beperkingen, maar de grootste Nederlandse libellenspecialist tot nu toe vergeef ik dat graag. Maus Lieftinck was niet alleen de eerste Amoeba redacteur maar ook de eerste Distriktsleider van het net opgerichte district IV (met Amsterdam).

Opmerkingen
9.1 Ze kampeerden op ’t landgoed Eerde van den heer Van Pallandt, op het mooiste stukje bij de steile oever (coördinaten 52.51483 - 6.42977 (zie foto onder). Toen de NJN daar kampeerde was dat op het Scoutingterrein. Het eerste van NL, omdat Van Pallandt de scouting naar NL had gebracht. Hij was bevriend met Baden Powell (mail van Evert Ruiter).
9.2 Op achterkant van het eerste NJN stencil (zie blog 7, opmerking 7.5)
9.3 Deze foto is een door mij b
ewerkte versie van uit het IISG, hij staat ook in Mary Boetje - van Ruyven (1930) p. 19 en in Marga Coesèl (1997), p. 37.
9.4 Hendrik Venema, 1953, De kleuterjaren van "Linnaeus". In: Kruisband: orgaan van de Vereniging "Rijks H.B.S. te Groningen", November, p. 19-22. https://edepot.wur.nl/303550.
9.5 Wikipedia over https://nl.wikipedia.org/wiki/Cornelis_van_Steenis
9.6. Dit deelt de zoon van Jan Nijkamp mij mee; verder mailde hij mij “I
k kan mij als kind nog herinneren dat George Ittmann, Kees Sipkes etc. regelmatig langs kwamen om over de eerste jaren van de NJN te mijmeren”. Jan M. Nijkamp (via Carl Doeke Eisma).
9.7. Over George Ittmann schrijft Mary Boetje - van Ruyven (1930): 'voor het congress had hij een true aangetrokken, waarmee hij op de foto zit': deze jongeman is de enige die met een trui op de foto zit en ook lijkt zijn uiterlijk te passen bij een eerdere jeugdfoto in dat boek op p. 71. Zie ook Marga Coesèl (1997), p. 29-30.
9.8. Artikel over Maus Lieftinck uit 1984 http://natuurtijdschriften.nl/download?type=document&docid=591635

9.9. Hij deed zijn waarneming van deze soort samen met Dirk Geijskes op 3 juli 1926 in de Stille Wamberg bij Berlicum, ik deed mijn waarneming vrijwel exact 50 jaar later op 6 juni 1976 op een NJN excursie van afdeling Eindhoven en Helmond in de Collse Zegge bij Geldrop.



De steile oever bij Ommen in 1929 en dit ziet er vast uit zoals het poelen er bij de NJN aan toeging (foto via Evert Ruiter)



maandag 20 januari 2020

8. Succesfactoren start NJN


Het kaartje dat de eerste Amoeba redacteur Maus Lieftinck op 21 december 1921 aan Jan Nijkamp stuurde
(zie transcriptie van de tekst beneden & zie 7.1)
Als je een jeugdbond neerzet die minstens 100 jaar meegaat, dan moet de basis wel stevig zijn geweest.  Mijn vraag was dus: welke succesfactoren speelden bij de oprichting van de NJN een rol? Ten eerste was er bij de eerste NJN-bestuursleden allen enige ervaring met hoe je meerdere clubs kon laten samenwerken, zonder de losse clubs als basis te verliezen. Ten tweede was dat er de Amoeba als gemeenschappelijk blad verscheen binnen anderhalf jaar na de oprichting. Ten derde kwam er voldoende ondersteuning vanuit de volwassen wereld. Ten minste: dit is mijn analyse.

1) Op drie plekken was ervaring opgedaan met het samenwerken tussen verschillende natuurclubs. Het lijkt dan ook geen toeval dat in het eerste bestuur uit elk van die ervaren ‘losse fusieclubjes’, een bestuurslid in het centraal bestuur kwam te zitten, namelijk uit Groningen (Feiko Koster), Den Haag (Piet Baak) en Zwolle (Molle Eisma). Daardoor werd er gezamenlijk besloten om niet te hard van stapel te lopen en te starten als een federatie van losse school natuurstudie clubjes. Aansluitend werd al in 1923 op aandringen van George Ittmann (7.2) de federatie structuur losgelaten en de NJN 2.0 gestart: een bond met afdelingen.
2) Op meerdere plaatsen wordt benadrukt (oa. 7.3) dat de start van de Amoeba in januari 1922 (binnen anderhalf jaar na de oprichting) voor het gemeenschapsgevoel een grote rol heeft gespeeld. Een eigen blad met een eigen inhoud. Overigens was de naam bedacht in Den Haag en was niet iedereen er blij mee. Zelfs de eerste redacteur Maus Lieftinck had zo zijn twijfels, slechts twee à drie weken voordat de eerste Amoeba gedrukt zou gaan worden (zie het kaartje hierboven en de transcriptie hier beneden).
3) Jacob Heimans (bij de oprichting van de NJN 31 jaar oud) speelde een zeer belangrijke rol bij de oprichting van de NJN. Hij had de oproep van Feiko Koster in DLN van 1919 gelijk gesteund. Daarnaast was hij in 1917 biologiedocent geworden (7.3) en had hij Philanthus opgericht, een van de school biologieclubjes die de basis van de NJN zouden vormen en hij zou op de oprichtingsvergadering enkele belangrijke voorstellen doen en had de concept statuten geleverd. Ook Kees Sipkes was bij de oprichting (toen 24 jaar) en hij was de eerste 10 jaar op bijna alle jongenskampen aanwezig geweest en leidde de meeste daarvan. Mary Boetje - van Ruyven kwam in 1922 in beeld (toen ze 36 jaar oud was) en ze zou veel meisjeskampen in de jaren twintig leiden, waarover ze in 1930 een terugblik schreef (7.4, met link naar een download van haar boek). Ondanks dat de leden van de vrije jeugdbond zelf de beslissingen namen, zouden enkele volwassenen die eerste jaren echt onontbeerlijk zijn. Het is misschien vervelend om te horen maar deze volwassenen hadden de eerste jaren ook echt de leiding op de zomerkampen, zij regelden en beheerden het eten en hadden de (financiële) eindverantwoordelijkheid over deze kampen (7.5). Nog minstens 10 andere volwassen natuurliefhebbers zouden de NJN die eerste jaren steunen en bijstaan.

Opmerkingen

7.1 Kaartje in het IISG archief: voorstel om naam in Linnea te veranderen ipv. Amoeba. Zie transcriptie op foto hieronder. Mary Boetje - van Ruyven (1930) schreef over de naam Amoeba: 'De naam, die het kreeg, „Amoeba” is absoluut Haagsch en heeft veel protest uitgelokt om de leelijkheid er van'.
7.2 Het boekje van Mary Boetje – van Ruyven ' Van natuur en jeugd' dat ze in 1930 over de eerste 10 jaren de NJN schreef is nu voor iedereen integraal te lezen en als pdf downloadbaar op de NJN geschiedenis pagina link.
7.3 Eigenlijk wilde Jacob Heimans een wetenschappelijke carrière hebben. Hij werd echter tot de rol van docent gedwongen toen in 1914 zijn vader Eli Heimans, op een meerdaagse excursie in Geroldstein in de Duitse Eifel aan de hitte bezweek. Daardoor werd Jacob gedwongen geld te gaan verdienen niet alleen voor zichzelf, maar ook om zijn moeder en zus te onderhouden. Zodoende stond hij uiteindelijk vanaf 1917 als docent plant- en dierkunde voor de klas bij het dat jaar opgerichte Amsterdams Lyceum.(*) Jacob Heimans is denk ik cruciaal geweest om de natuurschoolclubs te helpen de NJN federatie te vormen.
* In: Marga Coesèl, 1993. Zinkviooltjes en zoetwaterwieren. J. Heimans (1889-­1978) Natuurstudie en natuurbescherming in Nederland. Hilversum, Verloren/ Proefschrift Universiteit van Amsterdam
7.4 Marga Coesèl, 1997. De NJN, een gemeenschap van individualisten. De geschiedenis van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie. Leiden, Opulus Press. 1-131. De onmisbare geschiedschrijving over de eerste 75 jaar van de NJN, waar mijn blogs slechts als invulling van details binnen haar kader kunnen worden opgevat.
7.5 In het IISG archief notulen van de hoofdbestuurvergadering op 21 november 1922 waar Kees Sipkes alle moeite doet om als kampleider van het zomerkamp van 1922 in Ommen, de laatste steen boven te krijgen over mogelijk gestolen geld op dat zomerkamp.





Transcriptie van de tekst van de beide zijden van het kaartje hierboven van 21 dec 1921

 


maandag 13 januari 2020

7. De eerste afdelingen

Kaart met de eerste 18 NJN schoolafdelingen van Nederland, nummers geven aantal afdelingen per plaats aan
Zoals al vaker gezegd is de NJN ontstaan als een federatie van school-afdelingen. De eerste maanden van haar bestaan in de tweede helft van 1920 werden berichten in DLN gepubliceerd, in 1921 werd Natura van de NNV het blad waar mededelingen aan de leden stonden. Dit bleef zo tot 31 december 1921. In  De Levende Natuur stonden lijsten van de betrokken afdelingen van de NJN met hun secretarissen (7.1). Uit die lijsten heb ik bovenstaande kaart gereconstrueerd waarin we kunnen zien dat vooral in het westen, midden en noorden van het land de eerste afdelingen lagen. Bij nader inzien bleek afdeling Haarlem (7.2) niet in deze lijsten voor te komen, maar deze is wel op kaart toegevoegd. Het verslag van de oprichting verhaald over 17 betrokken afdelingen, maar in de tweede helft van 1920 werden uiteindelijk 18 afdelingen genoemd.
Een reden hiervoor zou in het feit kunnen liggen dat de schoolafdeling in Utrecht op 9 november 1920 besloot niet toe te treden tot de NJN (7.3). De precieze reden staat nergens vermeld, maar erg voor de hand liggend is dat de schoolafdeling van het CGU (Christelijk Gymnasium Utrecht, de Nat. Hist. Ver. Atalanta) als ‘christelijke’ school niet aangesloten kon zijn bij een ‘neutrale’ club als de NJN. Ook ‘Hydra’ uit Den Haag sloot zich in 1920 niet bij de federatie van de NJN aan. Hun plant- en dierkunde leraar Joh. van Burkom was daar tegen. De oplossing daarvoor was dat er later voor de leerlingen van die H.B.S. die NJN-er wilde worden in 1922 de ’NJN-propagandaclub ‘De Haagse Trekvogels’ werd opgericht (7.4). Dit zou als eerste niet-school-gebonden NJN afdeling kunnen worden beschouwd. In het IISG ligt verder een interessante brief gedateerd november 1920 dat aan de geïnteresseerde Delftsche Biologische Vereeniging voor Gymnasium en H. B. S. werd gestuurd door de tweede secretaris Piet Baak. Deze roemt in de brief oa. de insignes (prijs per 1000 slechts 28 cent per stuk) en het handige fluitsignaal (zeer gemakkelijk elkaar op afstand te herkennen)(7.5; zie foto's beneden). Blijkbaar waren dit overtuigende argumenten (of in ieder geval geen reden om zich niet aan te sluiten) en sluit de schoolafdeling Delft zich aan.
De NJN had in januari 1921 meer dan 600 leden (7.6), waarvan de Natuur Historische Gymnasiasten Vereeniging in Den Haag de grootste was met 150 leden (7.7). Het totale aantal is zonder een onbekend aantal leden uit Utrecht, die ongeveer weggingen toen de 100 nieuwe leden zich vanuit Delft zich hadden aansloten. Overigens was de latere afdeling DeRij (Delft-Rijswijk) geen directe voortzetting van deze eerste schoolafdeling in Delft. Ik hoorde onlangs dat eind jaren vijftig de afdeling Delft heropgericht werd.  

Over de situatie van de scholen in Groningen had Sebastiaan Vos ons op Facebook laten weten dat de gemeentelijke H.B.S. in Groningen is opgegaan in wat nu het Zernike College heet; de Rijks H.B.S. Groningen werd Rijksscholengemeenschap Kamerlingh Onnes, daarna Kamerlingh Onnes College en die school heet tegenwoordig het Reitdiep College, tot slot is de meisjes H.B.S. opgegaan in het Thorbecke College en vandaar via Scholengemeenschap Oost heet die school nu het H.W. Werkman Stadslyceum (7.8). 

Verder weet ik dat het Amsterdamsch Lyceum (nu echter zonder ‘ch’) nog steeds bestaat onder dezelfde naam. Dit was ooit  de via de in 1917 opgerichte schoolafdeling Philanthus de NJN afdeling Amsterdam I geworden (7.9, zie foto hieronder). Rond 1955 heeft de NJN echter besloten de school-afdelingen op te heffen; Amsterdam I zou als NJN afdeling dus maximaal 35 jaar oud geworden kunnen zijn.

Opmerkingen 
7.1 John Betrem ‘Scholierclubs’ in De Levende Natuur 1919 nr. 24(7) blz. 223; en Jac.P. Thijsse ‘Adressen van verschillende jeugdclubs’ in De Levende Natuur 1920 25 blz. 31.
7.2 Brief uit 1921 (er staat boven 1920/1921) in het IISG 'Verslag van de Secretaresse' ondertekend door Erry du Marchie Sarvaas, wat gaat om afdeling Haarlem.
7.3 Brief uit Utrecht, gedateerd 9 november 1920. In IISG.

7.5 Jan Nijkamp in ‘80 jaar KNNV’ uit 1981, uitgave KNNV (blz. 117-118)
7.5 Brief Piet Baak aan de Delftsche Biologische Vereeniging voor Gymnasium en H. B. S. handgeschreven in november 1920 op de achterkant van het eerste informatiestencil van de NJN (laatste handgeschreven en de paarse tekstkleur duidt vrijwel zeker op het eerste NJN stencil ooit) in IISG
7.6 ‘Aan alle leden van de Jeugdbond en andere Belangstellenden’, stencil 8 pagina’s, uitgave februari 1921 (met het eerste reglement opgeschreven in oktober 1920). In het IISG.
7.7 B
rief 19 nov. 1920 in IISG.
7.8 Sebastiaan Vos zei dat er in ieder geval ook archiefmateriaal van die scholen bij de Groninger Archieven liggen.
7.9 
Winnie Meyer Ricard heeft me dat onlangs geschreven


Brief november 1920 Piet Baak aan Delft


Eerste NJN stencil achterzijde brief november 1920 Piet Baak aan Delft



Een tentoonstelling van Philantus/Amsterdam I uit 1947, ter gelegenheid van het 6e lustrum (foto via Winnie Meyer Ricard uit het Amsterdam stadsarchief)

maandag 6 januari 2020

6. De oprichters 2) Feiko Koster

Feiko Koster

Geen jeugdbonder is (denk ik) voor de start van de NJN zo essentieel geweest als Feiko Koster, vandaar dat ik hierbij een iets uitgebreidere beschrijving van zijn leven geef. Hij werd geboren in Groningen op 20 maart 1902, kwam uit een eenvoudig arbeidersmilieu (zie blog 5) en ging zijn middelbare schooltijd naar de Rijks HBS in Groningen. Hij keek vooral naar vogels en schreef vanaf 1918 enkele enthousiaste korte stukjes over zijn vondsten in de waarnemingenrubriek van het tijdschrift ‘De Levende Natuur’.

Na de oprichting van de NJN in 1920 zou hij twee jaar voorzitter zijn van de Centrale Commissie. Hij was veel tijd kwijt aan de NJN en hij was daardoor bijna niet geslaagd in het halen van zijn HBS diploma (‘het oprichten van den bond had ons bijna voor ons eindexamen doen mislukken’; 6.1). Dit was dan ook waarschijnlijk de reden dat hij voor het congres in 1922 in de Amoeba liet weten, dat hij zich niet voor een derde termijn beschikbaar zou stellen.

Hij had lange tijd in het Nieuwsblad van het Noorden een eigen natuurrubriek ‘Levende natuur’. In 1929 beschrijft hij in die rubriek hoe hij met zijn vrouw Clara en zijn oudste zoon een dagje langs gaat bij een zomerkamp van de NJN, wat bij de Beuningerbrug over de Dinkel werd gehouden (6.1). Hij stopte deze natuurrubriek in maart 1930 en zijn taak daar werd overgenomen door Fop I. Brouwer (6.2). Als beroep had Feiko er voor gekozen om in het verlengde van schrijver van die natuurrubriek journalist te worden.

In 1923 was hij naar Zutphen verhuisd (6.3) en uiteindelijk verhuisde hij via Den Haag naar Amsterdam waar hij vanaf 1931 woonde. Hij werkte daar tot en met 1941 als vaste medewerker bij het Handelsblad, maar hij schreef ook voor de Haagse Post en De Nieuwe Rotterdammer. Hij wilde echter meer en besloot in Amsterdam naast zijn beroep als journalist, sociologie te gaan studeren. Dat deed hij van 1930 tot 1932 bij prof. Sebald Steinmetz (1862-1940; 6.4). Hij ronde deze studie niet af, maar deed wel onderzoek naar de leden van de SDAP en schreef daarover een boek in 1934 (6.5). Ook in Amsterdam was hij nog actief als schrijver over vogels, waarbij hij ook optrok met beginnende vogelaars zoals de NJN-ers Karel Voous en Henk van der Lee. Vanaf 1935 was hij daar enige tijd de centrale figuur in de organisatie van Amsterdamse vogelwaarnemers (6.6). Feiko schreef daarnaast zes boeken over natuurbescherming, wandelingen rond Amsterdam en over heemkunde. In maar liefst vier van deze boeken staat een waarderende inleiding van Jac P. Thijsse, die bij het schrijven ook als zijn mentor optrad.

Tot hiertoe zal je mogelijk wat verbaasd zijn, dat er nog nooit iemand iets over het leven van Feiko heeft geschreven, maar een deel van het venijn zit ‘m in de staart. De ommekeer van zijn denken startte mogelijk met zijn desillusie over de leden van de SDAP (6.7). Toen hij zich verder in de periode voor 1938 in de natuurbescherming ging verdiepen zag hij dat er rond die tijd slechts één land op de wereld was die de natuurbescherming het allerhoogste in het vaandel had staan: ‘Duitschland’ noemt hij wel 25 maal in zijn boek ‘Natuurbescherming in Nederland’ (6.8). Nazi-Duitsland leek de natuurbescherming goed te hebben geregeld, een gegeven dat hem mogelijk zand in zijn ogen had gestrooid. Maar ook zijn mentor Jac P. Thijsse schrapte het niet uit het boek van Feiko over natuurbescherming. Mogelijk was Thijsse het oogluikend zelfs wel een beetje met hem eens. In de loop van 1938 publiceerde Feiko overigens wel een aanvullend artikel waarin hij schreef dat bij de natuurbescherming in Duitsland nog lang niet alles op rolletjes liep, ondanks een model- natuurbeschermingswetgeving (6.9).

Als Feiko eind 1941 bij het Handelsblad wordt ontslagen gaat hij daarna als eindredacteur werken bij ‘De Zakenwereld’; dit was een door een Duitser geroofd van oorsprong Nederlands economisch blad. Hierin zal hij tussen januari 1942 en februari 1945 als eindredacteur 39 artikelen schrijven. Na de vrede wordt hij op 10 januari 1946 in Amsterdam gearresteerd op grond van collaboratie met de vijand (‘het schrijven van artikelen in nationaalsocialistische geest’). In een politie verhoor begin 1946 geeft Feiko toe dat hij wist dat fout zat: hij had zelf in 1943 zijn dwaling bemerkt. Ook had hij laten zien dat hij wist dat hij fout zat toen hij op Dolle dinsdag (5 september 1944) voor korte tijd naar zijn moeder in Groningen was gevlucht. In zijn verweer laat hij vastleggen dat door papiergebrek de kranten stukken over cultuur en natuur (zijn specialisatie als journalist) hadden geschrapt en dat hij toch een gezin (naast z’n vrouw ook twee jongens van 10 en 17) moest onderhouden (6.10). Hij wordt eerst vastgezet in Amsterdam (waar hij op 13 maart 1946 een zenuwinzinking krijgt), later in Laren en in Naarden. Hij komt uiteindelijk op 20 februari 1947 vrij. Later dat jaar overlijdt hij echter op 20 december 1947 in Amsterdam ten gevolge van een mislukte ingrijpende operatie (6.6).

Kortom, enerzijds was hij geen lid  geweest van de NSB en met zijn nauwe samenwerking met de joodse Jacob Heimans (voor en na de oorlog) toont hij aan dat Feiko niet antisemitisch was. Anderzijds was zijn latere keuze om als eindredacteur voor een Duits gerelateerd blad te gaan werken uiterst stom. Desondanks is mijn uiteindelijke mening dat hij zijn straf voor collaboratie (dertien maanden celstraf) heeft uitgezeten en dat ondanks dat, zijn rol bij de oprichting van de NJN onverminderd groot is geweest.


Opmerkingen

6.1 Koster, Feiko, 1929. Kampeeren I. Levende Natuur. Nieuwsblad van het Noorden, 21 september 1929.
6.2 Brouwer, Dr Fop. I., 1970. 40 jaar bij de krant. Nieuwsblad van het Noorden, 25 maart 1970, blz.17.
6.3 Waar hij de NJN-er Frans Makkink vogelgeluiden leerde (zie G.F, Makkink 1992. Van vroeger en nu. Vogeljaar 40(5) 198-200).
6.4 Prof. Sebald Steinmetz was hoogleraar aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam. Hij was overigens een fel tegenstander van het Nationaal Socialisme, wat theoretisch een mogelijke reden voor het niet afstuderen van Feiko kan zijn geweest.
6.5 Koster, Feiko, 1934 ‘Socialisme in de branding’. Hollandia Drukkerij NV, Baarn. 1-323.
6.6. Voous, K. H, 1995. In de ban van vogels. Uitgeverij Scheffers, 1-605. Zie daar ook een lijst van publicaties en overige activiteiten van Feiko Koster (op blz. 324).
6.7 Dit boek werd mogelijk een ideologisch keerpunt van zijn leven. Zijn analyse in dit boek werd in 2012 gebruikt door Adriaan van Veldhuizen voor zijn promotie over de SDAP, de voorloper van de PvdA. Zie https://openaccess.leidenuniv.nl/handle/1887/33721
6.8 Koster, Feiko, 1938. Natuurbescherming in Nederland’. De Erven F. Bohn N.V., Haarlem, 1-249. zie https://www.delpher.nl/nl/boeken/view?identifier=MMKB06:000002536:00005&query=Natuurbescherming+in+Nederland&coll=boeken
6.9. Koster, Feiko, 1938. Streekplanwerk en natuurbehoud. De Levende Natuur 43(12): 379-381.
6.10 Dit alles staat vastgelegd in zijn persoonlijke dossier dat aanwezig is in het Nationaal Archief in Den Haag, dat ik op aanwijzing van Ruud Vlek op 9 juli 2019 heb bestudeerd.

37. So Long, Farewell, Auf Wiedersehen, Goodbye

Foto 1: Kort verslag over de eerste excursie naar de Baest bij Oirschot die ik als proef lid meemaakte op 29 oktober 1972 in de Fragilaria e...