zaterdag 25 april 2020

21 WO II



Guus Monnickendam en Martin van Rooijen (21.1)
De jaren dertig waren glorieuze jaren voor de NJN. Terwijl de meeste van de 70 jeugdbonden in Nederland in die jaren kleiner werden of erger, groeide de NJN en begon met 2000 leden de jaren veertig van die eeuw. Gedurende de oorlog zou de NJN door z'n neutraliteit en met als doel natuurstudie als een van de weinige jeugdbonden overblijven en het ledenaantal zou in de oorlogsjaren nog bijna verdubbelen. Enerzijds dus een prima tijd anderzijds ook een tijd met zorgen en moeilijke beslissingen.

De eerste problemen voor de bond begonnen vanaf 9 september 1941 met de ‘Zwolse kwestie’: het hoofdbestuur probeerde enkele bezorgde Zwolse leden gerust te stellen. Het HB vond dat de NJN zich niet zou laten opslokken door de Nationale Jeugdstorm. Kris Ketel, Ger Weevers en Maarten Nootenboom uit Zwolle waren daar niet van overtuigd en omdat het HB niet met hun meebewoog zouden ze besluiten de NJN afdeling Zwolle op te heffen (21.2).

De vraag vanaf november 1941 (maar ook nog vele decennia na de oorlog) was voor sommigen: moest de NJN zichzelf niet beter opheffen, dan zich schikken in het feit dat Joodse leden van geen enkele niet specifiek Joodse vereniging meer lid mochten zijn, dus ook niet van de NJN. Uit solidariteit met de gedwongen uittredende Joodse leden stapten enkele leden, waaronder Peter Creutzberg, en een deel van afdeling Amsterdam V uit de bond (21.3). De eerste twee Joodse NJN’ers (Martin van Rooijen en Guus Monnickendam) waren toen al in juni 1941 in Amsterdam met een smoes opgepakt en later in september 1941 in het concentratiekamp Mauthausen op beestachtige wijze vermoord (21.4; 21.5).  

In de loop van 1942 volgde het derde probleem: de 'Persgilde kwestie'. Een incompleet hoofdbestuur had uit angst om het onderlinge contact te verliezen rond augustus/september 1942 een beslissing genomen om (vóór het behoud van de Amoeba) de NJN bij het Persgilde/de Kultuurkamer (een onderdeel van de nazificatie van de Nederlandse samenleving tijdens de bezetting) aan te laten sluiten. Maar daar werd een stokje voor gestoken: secretaris van het Centraal Bestuur Guido van Suchtelen en enkele andere HB'ers zouden een oproep voor een extra HB vergadering laten rondgaan (21.6). Die vergadering kwam er en daarop besloot het HB in meerderheid die beslissing terug de draaien. Die aanmelding heeft dus nooit plaatsgevonden. De Amoeba moest daardoor ophouden te bestaan. Het laatste nummer in oorlogstijd verscheen in december 1942 en de bond bleek ook zonder centraal bondsblad prima te kunnen overleven.
Dit zijn in de notendop de drie grootste controversies die er gespeeld hebben in oorlogstijd en mijn conclusie is niet anders dan die van Jan Sikkema (1995a) en Marga Coesèl (1997) (21.7): de NJN heeft zich niet geconformeerd aan de nazi's. De NJN was strikt neutraal wat betekende dat er geen speldjes gedragen mochten worden en dat ook NSB’ers of hun kinderen lid mochten zijn van de NJN en dat er zelfs een NJN’er uit Zeeland aan Duitse zijde aan het oostfront is gesneuveld. De hamvraag was of de NJN er niet beter aan had gedaan, uit solidariteit met de Joodse leden die geen lid meer mochten zijn, zichzelf op te heffen. Op het Congres in december 1942 werd tegen opheffen besloten. Ook de ‘oorlogs-oude-sokken’ die na het 75-jarige bestaan in oktober 1995 te Maarn bij elkaar kwamen, konden toen met terugwerkende kracht geen meerderheid voor opheffen vinden (21.8). Op die door Jan Sikkema georganiseerde bijeenkomst ruim vijftig jaar later 'vlogen voor- en tegenstanders elkaar nog altijd in de haren. Dit totdat Iedje nuchter opmerkte, dat zij het fijn had gevonden in die zomerkampen in de oorlog even met NJN'ers onder elkaar de oorlog te kunnen vergeten, Eef viel haar bij. Einde discussie' (21.9).

Opmerkingen
21.1 Foto van internet (https://www.joodsmonument.nl/nl/page/399456/guus-monnickendam ) en uit 21.2.
21.2 Marga Coesèl, 1997. De NJN een gemeenschap van individualisten. Opulus Press, Leiden. Ger Weevers en Kris Ketel zaten beiden in het verzet en zouden allebei later opgepakt worden door de bezetter en ze werden beiden in 1944 voor hun verzetsactiviteiten gefusilleerd.
21.3 ‘In mei 1941 kreeg mijn joodse vriend Martin van Rooijen, inmiddels een bekende NJN-er, bezoek van een keurige rechercheur. Er was iets met zijn persoonsbewijs, of hij even mee wilde komen. Niets vermoedend is Martin meegegaan naar de Euterpestraat en terecht gekomen bij de SS. Zo’n zes weken later ontvingen zijn ouders een gedrukt briefkaartje dat hun enige zoon was gestorven in concentratiekamp Mauthausen, Oostenrijk.’ Dit was het verhaal dat de Joodse Ben Lopes Cardozo mij persoonlijk in de zomer van 2019 vertelde. Wat hij daarvoor ook al enkele keren had aangegeven: dat hij hierdoor zeer alert was op de Duitsers en dat hij daardoor mede was ondergedoken en de oorlog overleefd had.
21.4 Dit verhaal van 21.3 vertelde Ben Lopes Cardozo mij in de zomer van 2019. Hierbij aangetekend 'mei' zou misschien dan eerder 'juni' 1941 kunnen zijn geweest, zes weken is dan waarschijnlijk drie maanden geweest.
21.5 Op 22 en 23 februari 1941 werden meer dan 330 en bij de razzia van 11 juni 1941 werden meer dan 250 Joodse 'gijzelaars', jonge mannen, opgepakt in de Amsterdamse Jodenbuurt. Via kamp Schoorl gingen zij op transport naar Oostenrijk, waar zij in enkele maanden allemaal zijn 'gestorven'. De razzia van februari vormde de aanleiding tot de Februaristaking, een van de weinige volksopstanden waar de Duitsers tijdens hun bezetting van Europa mee te maken kregen. (https://nl.wikipedia.org/wiki/Razzia_van_Amsterdam ). Het vermoorden van 580 Joodse jongens was overigens een vergelding omdat tijdens een massale vechtpartij in Amsterdam op 11 februari 1941 Hendrik Koot van de WA (de 'Weerafdeling' van de NSB) Koot dodelijk gewond was geraakt (https://www.verzetsmuseum.org/museum/nl/tweede-wereldoorlog/begrippenlijst/achtergrond,stakingen/februaristaking).
21.6 Jan L. Sikkema 1995a. De NJN in de jaren '40 - '45. In NJN 75 jaar, 1920-1975. Uitgave NJN: 35-63. En voor Marga Coesèl 1997 zie 21.2)
21.7 Archief van Fred Hoekzema (1923-1964; kampsec in het HB van 1942) wat ik via zijn zoon Hans F. Hoekzema in mijn bezit heb .
21.8 Jan Sikkema 1995b: brief en deel van de stencils met verslag van de bijeenkomst van 61 ‘oorlogs-oude-sokken’ (en één NJN-er - toenmalig bovo Chris Bakker - en een ouwe sok - de organisator Jan Sikkema -) op 6 oktober 1995 te Maarn. Deze stencils heb ik gekregen via Frans Hovenkamp wiens vader Ab ook bij die discussie aanwezig was. 
21.9 Dit verhaal vertelde de, dankzij NJN'ers veilig ondergedoken, Joodse Ben Lopes Cardozo mij in de zomer van 2019. Iedje was zijn vrouw Iedje Lopes Cardozo - Rosberger en Eef moet dan Eva van Suchtelen zijn geweest.




De twee rouwadvertenties in de Amoeba van december 1941: waarin het HB het overlijden van Guus Monnickendam (Amsterdam, 12 december 1921 – Mauthausen, 5 september 1941) en Martin van Rooijen (Amsterdam, 24 maart 1922 – Mauthausen, 17 september 1941) melden. Ze werden beide slechts 19 jaar oud.

Doorslag van de brief rondgestuurd aan de leden van het HB in september 1942 over de toetreding van de Bond tot het Persgilde. 'Ondertekenaars op bijgaand blad' (dat ik niet ken), hierop stond in ieder geval de naam van initiatiefnemer Guido van Suchtelen (sec in dat HB). Met een af te knippen strook eronder; deze moest na ondertekening gestuurd worden aan de toenmalige bovo Herbert Bijleveld. (21.6)

Het HB 1942 bestond uit een zeskoppig Centraal bestuur en de negen Distriksleiders. Van die laatsten zou Kris Ketel (dee II) aftreden vanwege de 'Zwolse kwestie' en zou Wim Klinkenberg gedurende het jaar DL van dee VII worden (21.6)

zondag 19 april 2020

20. Victor & Nettie

Victor met NJN speldje in een fauteuil in z'n studentenkamer in Utrecht in 1939 en Nettie in het Schwartzwald in 1937
Victor Westhoff werd geboren op 12 november 1916 in Situbondo, nabij de uiterste oostpunt van Java, en hij verhuisde op jonge leeftijd naar Laren in het Gooi. In 1966 keek hij zo terug op zijn jeugd: ‘Als kind zag ik in Laren een paradijs. In ander dan floristisch opzicht was het dat ook inderdaad. Het oude, intieme brinkdorp, weggedoken in een kom omringd door hoge heiden, met zijn ogenschijnlijk ordeloos verspreide schilderachtige boerderijen, zijn tussen akkermaalshout kronkelende weggetjes …’ (20.1). Al op z’n negende in 1926 maakte hij een kleine paddenstoelententoonstelling in hun tuin van de ‘Wenda-hoeve’ te Laren (20.2) en later zou hij schrijven hoe 12 paddenstoelensoorten omstreeks 1930 in die omgeving veel talrijker waren dan in 1966 (20.1). In die tijd begon hij eerst met hulp van zijn moeder met het leren kennen van de gewone planten, maar na zijn veertiende jaar ook de gras- en zeggesoorten. Uiteindelijk bleek de soortenrijkdom van de planten in ’t Gooi uit zijn jeugd, evenals de variatie, de nuances in overgangen alle groot (20.1). Het gebied dat hij kende breidde sterk uit nadat hij zich vijftien jaar oud in september 1932 had aangemeld bij de NJN afdeling Hilversum. Daarna zou hij zijn eerste jeugdbondsjaren geen excursie overslaan en zijn eerste publicatie schreef hij in 1934 in de Amoeba over invloed de afsluiting van de Zuiderzee op de planten die daar groeiden (20.3). De NJN bracht hem enerzijds bij de vogels (20.4), anderzijds ook bij de Winterswijkse bossen, beken en venen; eind juli 1933 was hij op zijn eerste NJN zoka Kotten I geweest en kwam daar ook boterham etend in de film van Ben van Noordwijk terecht (20.1). In Kotten zou hij zeer vaak terugkeren op de zoka’s in 1934, 1935, 1936  en 1938 (20.5), maar het zou uiteindelijk Terschelling zijn, dat zijn tweede vaderland zou worden. Dat was de plek waar hij in 1938 een NJN afdeling hielp baren en waarover hij in 1947 een proefschrift zou publiceren. In 1935 ging hij biologie studeren aan de Rijks Universiteit Utrecht, naar welke stad hij pas in 1939 verhuisde en waar hij bij Frans Tjallingi ging wonen in woongemeenschap ‘De Wig’. In 1935 was hij ook districtsleider van district III, waar hij als eerste een districtsblad (de Meerkol) oprichtte (20.6). Op 2 mei 1937, zou hij samen met Han Alta (20.7) in Kortenhoef de Sjocgroep (de eerste NJN werkgroep) en hun tijdschrift Kruipnieuws starten. Victor zou de leidsman worden van het plantensociologische deel van de NJN en later van heel Nederland.

Nettie werd geboren in Dordrecht op 22 september 1918 en ze zou met haar familie op haar vierde naar Utrecht verhuizen. Ze kwam al jong met de natuur in aanraking: ze ging met haar ouders mee met zeiltochten en mee naar de golfbaan in de bossen rond Zeist. In 1925 woonden het gezin voor Nettie’s gezondheid tijdelijk drie maanden in een huisje aan de Dolderse weg in Huis ter Heide. Met haar ouders zag ze naast dat huisje van dichtbij een zwarte specht broeden in een dode berk (een nest met één jong), het tweede broedpaar voor de provincie Utrecht (20.8).

Nettie is bij de NJN gekomen in oktober 1935, ze was toen 17 jaar en werd lid van afdeling Utrecht III. Bijna haar halve meisjesklas zat bij de NJN. Haar moeder had voor haar al eens eerder geïnformeerd naar de NJN, maar Nettie had er toen zelf geen zin in gehad met anderen mee te gaan. Nettie had in haar eerste NJN tijd een boek over naaldbomen en verzamelde kegels en takjes. In 1935 en 1936 las ze de plantensociologische artikelen van Victor over bossen in Amoeba. Na haar eindexamen op de HBS in ging ze om haar talen te verbeteren eerst biologie studeren in Freiburg in het Schwartzwald in Duitsland en daarna een jaar naar Lausanne in Zwitserland. In de zomervakanties kwam ze naar Nederland voor de kampen. Zo was ze op zoka op Terschelling, Skylge II (1936) met Gerrit van der Heide, Havelte (1937) met Dingeman Bakker, een deel van een vaarkamp in de Zeeuwse wateren (1938) met Kees Hana en Jaap de Jong en van Zuiderzee vaarkamp het eerste deel tot Zwartsluis (1939). 

Nettie en Victor zouden elkaar voor het eerst tegenkomen op een districtsexcursie naar Eijckenstein in 1935, ten noorden van Bilthoven. Ze kwamen beide met hun afdelingen fietsend: Victor uit Laren en Nettie vanuit Utrecht. Victor zat op dat moment als districtsleider van district III (de provincie Utrecht en het Gooi) in het HB. Ze zagen elkaar later ook nog op kaderlezingen (die bedoeld waren om dieper op de natuur in te gaan en excursieleiders op te leiden) in ‘De Zilvervos’, een zaaltje in Bilthoven. Ze zouden elkaar gezien hebben op een Leiderskamp (van de (K)NNV samen met vaklui van de NJN) op Schouwen in 1937, maar Victor was daar uiteindelijk niet bij omdat z’n vader ernstig ziek was.

Ze zouden nooit samen op een NJN zoka zijn. Het zou op het Leiderskamp in Mook zijn in de zomer van 1938, waar Victor de griep kreeg en hij op bed moest blijven, dat Nettie heeft hem daar toen regelmatig eten heeft gebracht en ze elkaar wat beter leerden kennen. Uiteindelijk besloten ze op 7 oktober 1939 zich te verloven en later dat jaar gingen ze samen naar zijn laatste NJN congres in Scheveningen, waar Victor ouwe sok werd. Eind jaren dertig waren ze samen wel vaker op andere kampen geweest die met veel leden nauw aan de NJN verbonden waren. Dat waren behalve de Leiderskampen van de (K)NNV met vaklui van de NJN, kampen van de Utrechtse Biologen Vereniging (de UBV; 20.9) en een kamp van de Nederlandse Botanische Vereniging in juli 1939. Op dat laatste kamp rond Kotten werd dankbaar gebruik gemaakt van de NJN terrein kennis om ook de planten van minder vaak bezochte hoogtepunten met NJN’ers (en Nettie als enige aanwezige vrouw en NJN’ster) te bezoeken (20.10).

Nettie zou erg belangrijk blijken te zijn als ze samen op excursie waren: Victor keek uitsluitend naar de grond, dus het was aan haar om de weg terug te onthouden en hun aandacht ging niet alleen uit naar planten (20.11). De NJN zou voor Victor de plek zijn waar hij leerde sociaal te zijn en met andere samen te werken en voor beide zou de band met de NJN en hun (oud)leden een rode draad door hun leven vormen. Victor zou uiteindelijk als de opvolger van Jac. P. Thijsse worden gezien. De laatste NJN excursie die Victor leidde zou uiteindelijk in 2001 in de Bruuk zijn, vlakbij hun woonplaats Groesbeek. Dit zou acht maanden voor zijn overlijden zijn. Wanneer de laatste NJN excursie voor Nettie wordt is nog niet te zeggen. Zij woont al vijftig jaar in het huisje in Groesbeek, zorgt er nog steeds voor dat delen van het archief van Victor op een geordende manier in het provinciale archief in Haarlem terecht komen, ze rijdt nog steeds auto en zit elke dag wel even achter de computer. Kortom als 101 jarige is ze nog steeds een vrouw van de wereld (20.12).

Opmerkingen
20.1 Saris, Frank, 2018. Victor Westhoff (1916-2001). Natuurbescherming als toevluchtsoord. Proefschrift, Radboud Universiteit Nijmegen, 1-386.
20.2 Schaminée, Joop 2003. Beelden in de natuur, Ter nagedachtenis aan Victor Westhoff. KNNV Uitgeverij. P. 9.

20.3: Westhoff, V., 1934. Aan de Zuiderzeekust. Amoeba 13 (6/7), pp. 85-88.
20.4 Westhoff, V., B. van Koersveld & D. De Lange 1935. Alweer de Steltkluit bij Hilversum. De Levende Natuur, vol 40(1935)nr. 2, p. 62-62. ‘Alweer de Steltkluit bij Hilversum. Misschien is het voor De Levende Natuur van belang, dat wij heden. Zondag 5 Mei, op een N. J. N. excursie in de bekende Vloeivelden bij Hilversum de zeldzame Steltkluut hebben waargenomen, die hier sinds 1927 niet meer geweest is. Uren lang hebben we het fraaie witte dier met de aan weerszijden pikzwarte vleugels, de opvallend lange, roode pooten, …’
20.5 Westhoff, V. & H. de Miranda (red.),1938. Kotten, zoals de N.J.N. het zag. Uitgave van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie. 200 pp., (herdrukt in 1988).
20.6 Zie 'Levensloop van Victor Westhoff als lid van de N.J.N.' Gevoegd bij het afgestane N.J.N.-archief.
20.7 Jacques Meltzer wordt soms als medeoprichter genoemd maar in een tekst wordt dit gecorrigeerd in Han Alta.
20.8 Het eerste broedgeval van de zwarte specht was in de bossen van Brandenberg bij Baarn in 1924. J. VAN DER STRAATEN (eindredactie) 1971. Avifauna van Midden-Nederland, Stichting voor Vogelstudie en Vogelbescherming te Utrecht, zie p. 319.
20.9 Zekere NJN’sters/NJN’ers in het UBV bestuur tot aan het einde van de Tweede Wereldoorlog: 1930-1931 Erry (A.E.) du Marchie-Servaas; 1934 –1935 Frans (F.) Tjallingii; 1934 –1939 Mauk (M.F. Mörzer Bruyns) en 1940 – 1941 Victor (V.) Westhoff en 1945 – 1946 Frans (F.A.) Stafleu. Zie
https://ubv.info/nl/vereniging/bestuur/oud-besturen/

20.10 Sloff, Jan, G. 1940 Verslag van de 4e excursie der N.B.V. naar Winterswijk en omgeving op 21 —26 Aug. 1939. Nederlandsch kruidkundig archief. Serie 3, vol 50(1), 67-68.
http://natuurtijdschriften.nl/download?type=document&docid=549165
20.11 Victor keek ook naar dieren: hij verzamelde onder andere gallen, die tekende Han Alta dan en die kwamen weer in het Gallenboek van Han Alta en W.M. Docters van Leeuwen uit 1946 uitgegeven door de NNV.
En samen met Nettie bestudeerde hij ook mieren in bossen door heel Nederland: Westhoff, V., en J.N. Westhoff-de Joncheere 1942. Verspreidingen nestoecologie van de mieren in de Nederlandsche bosschen. (Wagen.), 1942. 76 blz. met tabellen. Mededeeling v. h. Gom. ter bestudering en Bestrijding v. Insectenplagen in Bosschen, No. 9.

20.12 Nettie: veel dank voor het leuke contact, de bezoekjes, de telefoongesprekken en de mailtjes afgelopen jaar.

Victor als zestienjarige op z'n eerste zoka in Kotten I in 1933, 'still' uit de film Kotten door Ben van Noordwijk.

1937 Victor (links) relaxed drinkend op Terschelling I.

'De sprookjesachtige wereld van Kottens oerwoud', foto gemaakt in 1936 door Victor, samengesteld uit twee foto's uit zijn fotoalbum, zie de sensationele grote versie.

 


Geboortekaartje van de afdeling Terschelling in 1938.



Hoepelnieuws, gemaakt op Sjocgroep-kampje in Lunteren, de eerste dagen van Januari 1940. Victor en Nettie zijn daar met flinke vorst heen gefietst. Het nummer draait om de hoepel als maat om een goede plantenopname te maken. 

 


1948 Victor als ouwe sok met Tjalling Waterbolk en Mien Waterbolk van Rooijen op een langdurige excursie naar Zwitserland.
1987 viering 50-jaar Sjocgroep met Victor en Nettie rechts van het midden, onderschrift zie hieronder, bron zie link
De ouwe sokken die er in 1987 allemaal bij waren, 50 jaar na de oprichting.


 
13 juli 2001 de laatste NJN excursie van Victor in De Bruuk, 8 maanden voor z'n overlijden (met dank aan Hester de Boer die er bij was en mij de foto stuurde).

Nettie in de nog steeds intacte bibliotheek van Victor in hun huis in Groesbeek op 14 juni 2019.



Intermezzo II: Eli Heimans & de NJN

Eli Heimans en Jac P. Thijsse rond 1895, ongeveer 34 en 30 jaar oud, 25 jaar voor de oprichting van de NJN
Een van de ingrediënten die van levensbelang is geweest bij de oprichting van de NJN was de liefde voor de natuur. De grote grondleggers daarvan waren natuurlijk Eli Heimans en Jac. P. Thijsse. De laatste zei over de eerste: 'Zonder Heimans zou ik nooit geworden zijn wat ik nu geworden ben’ (I II.1). De laatste was uiteindelijk verreweg het meest beroemd, maar op een merkwaardige manier zou de eerste uiteindelijk nog belangrijker worden voor het succesvolle begin van de NJN. Dat zit namelijk zo.

In de zomer van 1914 leidde Eli Heimans een geologische excursie van het Geologisch Mijnbouwkundig Genootschap rond Gerolstein in de Duitse Harz. Er heerste op dat moment een hittegolf in Duitsland ('om de Oostzee duurt de buitengewone hitte voort ...'; I II.2) . Op zijn slaapkamer in het huis van de hoofdonderwijzer en amateurgeoloog Stephan Dohm waar hij tijdens de excursie overnachtte (I II.3) schreef hij een kaartje aan z’n vrouw: dat het te heet, te ver en te vermoeiend was en dat hij mogelijk twee dagen later alweer thuis zou zijn (I II.4). Maar de volgende ochtend bleek hij die nacht van woensdag 22 juli 1914 op donderdag 23 juli 1914 te zijn overleden, slechts 53 jaar oud en een week voordat de eerste Wereldoorlog zou uitbreken.

Met de dood van Eli Heimans moest zijn ambitieuze zoon Jacob Heimans, 25 jaar oud, zijn geplande leven gaan veranderen. Enerzijds koos hij ervoor de rol van zijn vader over te nemen op natuurgebied en trad o.a. als redacteur van De Levende Natuur in zijn vaders voetsporen. Anderzijds moest hij de rol van zijn vader overnemen door te gaan werken om niet alleen geld voor zichzelf, maar ook voor zijn moeder en zus te gaan verdienen. Daarvoor moest hij zijn hoop op een grootse universitaire carrière in de biologie in de ijskast zetten, alhoewel hij wel in een deeltijdfunctie als assistent aan de universiteit bleef werken. Daarnaast koos hij ervoor om leraar plant- en dierkunde op een middelbare school te gaan worden (I II.5). Hij kwam in contact met Christiaan Gunning die bezig was om het Amsterdamsch Lyceum op te richten. Hij startte gelijk toen de school startte in augustus 1917 met een eerste klas. In die eerste biologieklassen die hij toen ging lesgeven zaten Maus Lieftinck, Frans Mijnssen en Carel van Regteren Altena (later drie NJN'ers van het eerste uur; I II.6). Met Jacobs combinatie van redacteur van DLN (waardoor hij de oproepen van Feiko Koster kon plaatsen en ondersteunen) en het directe contact met jongeren (die hij in zijn klas en op excursies enthousiast maakte voor de natuurstudie) zou hij de man zijn die op de achtergrond de NJN steun en basis bood bij de oprichting van de bond. Hij droeg zaken aan (de naam kwam bijvoorbeeld vrijwel zeker grotendeels uit zijn koker en het logo zeker) en de eerste generatie NJN leden besloten zelf wat zij met zijn suggesties deden.

Het merkwaardige wil dus dat door de veel te vroege dood van Eli Heimans zijn zoon Jacob in een positie kwam (waar hij zelf anders nooit toe gekozen zou hebben) die de vruchtbare bodem zou helpen creëren waardoor de NJN misschien wel zo succesvol oud kon worden.
 
Opmerkingen

I II.1 Marga Coesèl 2018. Eli Heimans. Uit de schaduw van Jac. P. Thijsse. KNNV Uitgeverij, 1-96. Zie ook https://www.leestafel.info/marga-coesel
I II.2 Buitenlandsch weerbericht voor 22 juli 1914. Nieuwe Tilburgse Courant 22 juni 1914.
I II.3 Jac. P. Thijsse 1914. E. Heimans. 19(14). DLN 318-319.
I II.4 Marga Coesèl, Joop Schaminée & Lodewijk van Duuren 2007. De natuur als bondgenoot. KNNV, p. 16.
I II.5 Marga Coesèl, Joop Schaminée & Lodewijk van Duuren 2007. De natuur als bondgenoot. KNNV, p. 222.
I II 6. Maus Lieftinck (1907 - 1985), Frans Mijnssen (1904-1951) en Carel van Regteren Altena (1907-1976). De laatste twee zouden ook de paranimpfen zijn bij Jacob Heimans promotie in 1935 (Marga Coesèl, 1993. Zinkviooltjes en zoetwaterwieren.  J. Heimans (1889-1978) Natuurstudie en natuurbescherming in Nederland. Uitgeverij Verloren, Hilversum. p. 78-79.


zondag 12 april 2020

19. Emancipatie binnen de bond

 
Tineke Rutten (rechts) excursie Vragenderveen Kotten I in 1934 in de film van Ben van Noordwijk (07:33).
De eerste twee decennia waren het misschien de jongens die de boventoon voerden, maar meisjes waren er weldegelijk. Erry du Marchie Sarvaas was er gelijk bij om vanaf 1920 haar handen uit de mouwen te steken en daarna kwam Suus van Santen, die in 1923 als eerste meisje in het HB kwam zitten (19.1). En zij waren heus niet de enige: een derde van de bond en de kampen waren meisjes. Zij waren misschien iets minder zichtbaar, maar zij waren er wel. Hoe het allemaal precies in elkaar zat is uit de fragmenten die ik ter beschikking heb lastig te reconstrueren, en ook Marga Coesèl (19.1) biedt weinig houvast in deze kwestie, maar hieronder een poging tot een zekere analyse.

Begin jaren dertig: hoeveel meisjes drongen door in een Amoeba uit 1930: Anneke Pannekoek schreef dat jaar in de Amoeba over zoetwaterslakken in Denekamp en Bekendelle en er werd geschreven over Hella ten Cate Brouwer die een levendige beschrijving over de slootflora en -fauna van Noord-Holland gaf, Bep van Bronkhorst die verteld had over de strandvogels op Voorne en Joop van de Vloodt over vogelwaarnemingen in de herfst (19.2).

Eind jaren dertig kan ik zien dat van de tien vaklui op Terschelling II in 1937 er drie meisje waren en dat van de negen distriktsleiders/-sters in 1937 er vier meisjes waren (19.3). Dat er op Bissen I (Zuid-Limburg) in 1938 twee van de dertien vaklui meisjes waren. De sprekerslijst van de bond uit 1938 laat daarentegen alleen 41 NJN-jongensnamen zien. In 1940 waren er van de 30 vaklui op Havelte I, II en III zeven meisjes (19.4). De sprekerslijst uit 1942 van Amsterdam (district IV) bestond uit 27 NJN namen, waarvan met zekerheid één meisje. In 1943 was dit totaal 32 namen met vier meisjes. Kortom ik had ergens gelezen dat de meisjes gedurende de oorlog een belangrijkere rol gingen spelen en dit lijkt dat te onderschrijven. Maar was dit ook het geval op bovo niveau? Marga Coesèl heeft een complete lijst van bovo’s in de periode 1920-1997 achterin haar boek gepubliceerd (19.5). Daarin zien we in deze periode inderdaad de eerste twee vrouwelijke bovo’s opduiken.

In de beschrijvingsbrief van het congres van 1939 stond er nog geen naam bij wie er voorgesteld zou worden als Algemeen voorzitter in het Centraal Bestuur. Gedurende het congres werd de beoogd kampsecretaresse Tineke Rutten doorgeschoven en zij werd de eerste vrouwelijke bovo van de bond en de term ‘Algemeen voorzitter’ werd tijdelijk vervangen door ‘Algemeen voorzitster’ (19.6). Tineke Rutten (19.7) kwam uit Utrecht, had o.a. in een klas gezeten waarvan zes van de dertien meisjes lid waren van de NJN (19.8). In het jaar ervoor in 1939 zat ze al wel in het Centraal Bestuur als penningmeester. Na de inval van de Duitsers en de capitulatie op 14 mei 1940, voelde zij zich echter niet zeker of ze de bond in die moeilijke tijd kon leiden. Ze had toen een briefwisseling met Aart Brouwer, die haar als laatste regel schreef ‘Zeg maar wanneer ik moet beginnen’. Ze is in juli 1940 door hem opgevolgd (19.9). De tweede vrouwelijke bovo van de NJN zou Emy Odé (19.10) worden in het CB 1943. Ook zij had het jaar daarvoor in het CB gezeten als bondssecretaresse. Daarna zouden in 1955 en 1963 Hanke Nugteren en Greetje Busman de derde en vierde vrouwelijke bovo zijn.
Ergens in 1979 was er op een redactievergadering van de Amoeba blijkbaar besloten om het zesde nummer van dat jaar een ‘Emancipatie Amoeba’ te laten zijn. De voorkant mocht er zijn en er wordt in één artikel een geanonimiseerde ‘Dag uit het leven van een jeugdbondshuis’ beschreven met de vraag ‘hoe geëmancipeerd is een NJN-familie’, naast een emancipatiequiz van zes vragen (19.11). Die emancipatie binnen dat huis bleek flink tegen te vallen, de rollenpatronen lagen redelijk traditioneel vast. Ook twee Amoeba nummers later, wordt een redelijk traditioneel beeld van de rolverdeling binnen de bond geschetst: ‘meisjes zijn in een bestuur meestal sec of ping, etc.’(19.12). Zou dit de reden zijn dat Marjolein Quené het jaar daarop in 1980 als vijfde vrouwelijke bovo het HB zou gaan leiden?
En dan de homo-emancipatie. Marga Coesèl noemt twee namen van homo’s uit de jaren veertig (19.13) en daar kunnen dan twee namen uit de jaren tachtig aan worden toegevoegd: Arthur Oosterbaan als uitgever en ondergetekende als bovo, beide in het HB van 1981. En natuurlijk kende wij in/uit die jaren meerdere homo’s, lesbo’s en bi’s in de bond. Daarin is door de homo-emancipatie in de maatschappij rondom de bond ook in de acceptatie daarvan breeduit in de jeugdbonden doorgedrongen. En natuurlijk zijn er ook in de eerste decennia meerdere homo’s, lesbo’s en bi’s geweest.

Maar nu komt het bijzondere. Wie had er nou gedacht dat die twee Amoeba nummers uit 1979 daadwerkelijk de bond zouden veranderen (of is dat toch wel wat te veel eer voor Rijcklof Hofman en de BBK commissie)? Velen zullen ongetwijfeld (met mij) in ieder geval verbaasd zijn wat er gebeurd als meisjes in de bondstop eens in een grafiek wordt neergezet (19.14 en zie het grafiek hier helemaal onder). Ja de multinationals kunnen daar een puntje aan zuigen. Kortom laten we hopen dat het met de emancipatie in de bond en in Nederland zo door blijft gaan als het de afgelopen decennia is gegaan.

Opmerkingen
19.1 In Coesèl (1997) p. 35
19.2 Anneke Pannekoek 1930. Moluskenvondsten in onze kampen Amoeba nummer 92, maart 1930 9(7): p. 107- 109; Leidster I 1930. Het F.T.S. album Amoeba nummer 92, maart 1930 9(7): p. 116.
19.3 Volledige lijst van Terschelling II 1937. Beschrijvingsbrief voor de AV van 1937, p. 4.
19.4 Beschrijvingsbrief voor de AV van 1937, p. 4. Kamp Bissen I 1938 [deelnemerslijst]. Sprekerslijst NJN Mei 1938.
19.5 In Coesèl (1997) p. 196-197.[Over deze lijst: Herbert Bijleveld was in 1942 voor de tweede keer bovo en niet Aart Brouwer, die toen al ouwe sok was].
19.6 Beschrijvingsbrief voor de AV van 1940, met aantekeningen van Fred Hoekzema, p. 6 en Reitze ten Cate vulde toen de vacature van kampsecretaris op. Het Hoofdbestuur was toen opgebouwd uit het Centraal Bestuur en de negen distriktsleiders.
19.7 Ze is waarschijnlijk geboren in 1918 en zou ergens in de jaren veertig trouwen met Dirk de Boer (1916-1998) met wie ze is gaan wonen in Arnhem. Begin jaren vijftig is ze echter in het kraambed bij de geboorte van haar eerste kind komen te overlijden (dit vertelde Nettie Westhoff – de Joncheere mij). Haar oudste broer Martin was overigens de beste vriend van Nico Tinbergen, met wie haar oudere zus Lies later dan weer zou trouwen.
19.8 Klas op de meisjes HBS aan de Wittevrouwensingel Utrecht, voorste rij midden van foto: Tineke Rutten geheel rechts Nettie toen nog de Joncheere (foto uit het album van Nettie Westhoff – de Joncheere).
19.9 Henk Nijman 2000. De bende van drie. Uitgeverij Troglodytus, p. 7 (zie noot 16: archiefstuk 327, tweede vermelding). en: p. 8 (juli moet daar gelezen worden als juli 1940).
19.10 Inderdaad familie van Baudewijn Odé die werkt op Naturalis.
19.11 Amoeba 1979 nr 6. Maria 1 en 2 ‘Een dag uit het leven van een jeugdbondshuis’ p. 8-9 [ging dit eigenlijk over de Admiraal van Gentstraat in Utrecht?] en Michiel Boeken ‘Emancipatiequiz’ p. 22-23.
19.12 Scheffer, Julia, Jan Knook, Roel Hein & Anita van Meeuwen 1979. BBK verslag 15-34 met p. 32 wijfjes en mannetjes. Amoeba nr.8 dec. (per ongeluk geciteerd als Martin Scheffer in Coesèl, 1979).
19.13 Bij Homoseksualiteit in Coesèl (1997) op p. 110 worden Henk Nijman en Hugo van Win genoemd.
19.14 Lijst van bovo’s na Coesèl (1997) die ik heb kunnen samenstellen samen met Linde Hoekstra, Hester de Boer, Saskia Roselaar en Margot Lieverse.
Bovo’s 1998-2020
1998 Margot Lieverse
1999 Gertjan Jobse
2000 Hilde Stolk
2001 Sjoerd Steenbergen
2002 Bram Koese
2003 Frederiek de Heer
2004 Casper van Tilburg
2005 Berber de Jong
2006 René Janssen
2007 Merel Collenteur
2008 Linde Hoekstra
2009 Nicky Lustenhouwer
2010 Jan Hovenkamp
2011 Fiona van der Burgt
2012 Rens de Boer
2013 Nine de Pater
2014 Mara de Pater
2015 Janna Fleuren
2016 Cathelijne Konijnenberg
2017 Merel Jacobs
2018 Mees van Horssen
2019 Tessel de Vries
2020 Jella Loose


Tineke Rutten op de eerste rij links aan het gangpad, helemaal rechts Nettie de Joncheere, eindexamenklas 1935-1936 op de 5-6 jarige meisjes HBS aan de Wittevrouwensingel te Utrecht.
Verkiezing van Tineke Rutten als de eerste vrouwelijke bovo van de NJN van het Centraal Bestuur in 1940

Voorkant van de Emancipatie Amoeba, september 1979 nummer 6 (19.11)







Amoeba november 1979 nummer 8: de BBK enquête grafieken en een meisjes en jongens discussie (19.12)
 

Derde van rechts: de vijfde vrouwelijke bovo van de NJN: Marjolein Quené (HB 1980).
Grafiek m/v verhouding bovo's 1920-2020 (zie 19.14).

zaterdag 4 april 2020

18. De zomer en winter van 1936

Congres 1936 in Oldenbroek: luister mee filmpje (3 min.)

Hoe zat het HB erbij toen de voorzitter zijn openingsspeech hield in 1936? We weten het niet helemaal zeker, vermoedelijk zal de voorzitter in het midden van het HB achter de tafel op het podium hebben gezeten (18.1). De speech van Frans Kok mag dan zacht zijn opgenomen, maar wacht maar tot de zaal na 2 minuten uit volle borst de bakmars gaat zingen (18.2).

Ben Lopes Cardozo (geboren in 1922) was er in die jaren bij en zei me in 2019 nog 'de bakmars: samen iets hebben was natuurlijk iets prachtig moois, maar de tekst van de bakmars was een beetje te plechtig en eigenlijk buitengewoon stom: goede woorden vinden zijn echt moeilijk, een mooie melodie dat lukt nog wel'. Kortom Ben vond het een beetje een stomme traditie.

En wat gebeurde er verder op het congres. De evaluatie van het jaar 1936 was positief: meer leden dan ooit waren mee op de zoka's en een ledenwinst van bijna 150 leden: dat moet bij het huidige HB als muziek in de oren klinken.

In 1936 waren er twee zoka's op Skylge, Terschelling. Op Skylge I werd gefilmd door Ben van Noordwijk sr. (zie onder; 18.3). Op Skylge II was Nettie de Joncheere (geboren 1918) aanwezig. In 1935 was ze in Utrecht naar volksdansles gegaan en 1936 werd haar eerste NJN jaar en haar eerste zoka was op Skylge . Daar heeft ze (net als op film gebeurt) inderdaad ook op het strand gevolksdanst.

In 1936 was ook het eerste zomerkamp waar Ben Lopes Cardozo naar toe ging. Dat was bij Denekamp, vlakbij de Duitse grens. Hij fietste er samen met Bob Speijer heen. Dat deden ze in een dag. Ze hadden toen eerst de boot van Amsterdam naar Harderwijk genomen, het tweede stuk fietsten ze. 'Wij hadden het thuis niet breed en toen was dat kamp echt zo geweldig'. Excursies gingen onder leiding van een vakman, die alle plantjes kende of alles wist over de geologie van aardlagen, die door de Dinkel waren ontsloten. Met een geologen-hamer gingen we daar in de bedding stenen stuk slaan om te zien of er fossielen tevoorschijn kwamen. Als kluns had ik daar een fraai zee-egel fossiel gevonden. Dat is mij afhandig gemaakt door een vakman 'een klunsje met zo iets moois dat kon niet'. Volksdansen deden we in een grote kring, een meisje van 18 sleepte me mee, iedereen deed mee. Hij herinnerde zich over een dans met merkwaardige zijwaartse sprongen, de jongens moesten een meisje ergens anders in de rij zetten en die moest weer een jongen ergens neerzetten. En dan de reveille. Toen ik Ben daarnaar vroeg groef hij in z'n geheugen en dit filmpje is wat er naar boven kwam (zie onder). 'Is dat dan nu niet meer zo? Daarna poelen, daarna ontbijt.' Was dat ontbijt met pap? 'Ik heb geen culinair geheugen' was daarop zijn antwoord (18.4).

Opmerkingen 
18.1 Bijgevoegd de oudst bekende congresfoto die ik heb kunnen vinden uit 1943 
18.2 De opname heeft mogelijk plaatsgevonden op de "K1 magnetophon", de eerste recorder die gebruikmaakt van een papieren band met een laag van ijzeroxide-poeder, die ontwikkeld is door BASF in 1935. Zie Wikipedia. Zal de opname van de nachtegaal in een tuin in Wassenaar (zie blog 11) als proefopname hebben gediend? 
18.3 Zo liet Ben van Noordwijk in 1979 bij het 40-jarig jubileum van NJN afdeling Eindhoven zijn films uit de jaren dertig aan de toenmalige NJN en vele ouwe sokken zien (zie foto beneden). De films heb ik van Ben van Noordwijk jr. gekregen, waarvoor veel dank. In 1936 zou Ben ook filmen bij de Flaauwers Inlagen, Schouwen.
 18.4 Dit vertelde hij me in verschillende interviews in de zomer van 2019, een paar maanden voor z'n dood op 28 september 2019 en in wat hij ooit opschreef over zijn leven in 'Ben's verhaal'. 

Film gemaakt in 1936 door Ben van Noordwijk: Skylge op zoka met Joost Ter Pelkwijk ´Pelk´ als voorzitter, verkorte versie filmpje (3 min.).


Ben van Noordwijk laat zijn films zien op de reünie in 1979 van 40 jaar NJN Eindhoven
2019 Ben Lopes Cardozo fluit een stukje reveille zoals het geblazen werd om 7:00 op zoka in de eind jaren dertig. Filmpje 


37. So Long, Farewell, Auf Wiedersehen, Goodbye

Foto 1: Kort verslag over de eerste excursie naar de Baest bij Oirschot die ik als proef lid meemaakte op 29 oktober 1972 in de Fragilaria e...