Er is geen film die ik zo vaak gezien heb als 'The sound of music' en die film kan me soms nog steeds ontroeren. Toen ik laatst aan een vriendin over de NJN vertelde, deed me dat laatst ook nog wat. Ik begon ooit met vogels kijken op m'n veertiende. Bij toeval noemde een klasgenoot van m'n zus de naam NJN (37.1) en toen zij die letters bij het avondeten noemde zei m'n vader 'O daar ben ik vroeger ook lid van geweest'. De toon was gezet: Jeannette en ik werden beide proeflid van afdeling Eindhoven. Waar mijn zus op een winterexcursie driemaal in een sloot werd geduwd en zij natte voeten kreeg, bleef mij dat bespaard. Waar zij daardoor gedwongen afhaakte, bleek de NJN voor mij een juiste voedingsbodem. Kennis over vogels verzamelde ik via mijn hartsvrienden van toen Tom en Rob (vier keer in de week gingen wij soms wel samen op excursie), kennis van de omgeving van Eindhoven kreeg ik via de NJN en daardoor leerde ik hun de Strabrechtse heide kennen, waar wij als 'de drie van Eindhoven' zeer vaak zouden vertoeven (37.2). Deze jaren brachten een kanteling in mijn leven. Van de jaren daarvoor bij de padvinders en verkenners heb ik geleerd hoe ik een platte knoop moet leggen (en dat gebruik ik nog regelmatig), wat ik in de jaren daarna bij de NJN heb geleerd, tsja dat gaat te ver om dat allemaal op te sommen. Zoals ouwe sok Dominic Dijkshoorn me afgelopen weekend zei: 'bij de scouting waren zoveel regels en geboden, bij de NJN ontbraken die en wat een verademing was dat voor mij en alles liep gewoon fantastisch'. Ook een vriendin zei me: 'wat had ik in mijn jeugd graag van de NJN gehoord: al die zaken die ik na mijn 21-ste in de vrouwenbeweging heb geleerd, die zou ik dan ook bij de NJN hebben geleerd, maar dan wel negen jaar eerder'.
Was iedereen dan enthousiast als ze met de NJN in aanraking kwamen? Zeker niet! Mijn zus is na die ene winterse excursie nooit lid geworden van de NJN. Ook de ervaring van Daan Remmerts de Vries (geboren 1962; tweemaal Gouden Griffel winnaar) was zodanig dat hij niet alleen besloot geen lid te blijven van de NJN, maar hij kreeg ook een hekel aan verenigingen in het algemeen (37.3). Verder ken ik ook het verhaal van een meisje dat zich in de jaren zeventig ontzettend op de NJN had verheugt: daar wilde ze lid van worden! Toen ze er eenmaal bij was viel het haar zo ontzettend tegen: de ongeschreven groepsregels van de NJN (hoe je je moest gedragen en kleden) irriteerde haar mateloos en ze haakte af.
Het jaar dat ik, na een paar maanden proeflid te zijn geweest lid werd was in 1973 en vrijwel gelijk daarna werd ik toen gestrikt om in het afdelingsbestuur te komen zitten. Wat ik als NS zou moeten gaan doen ('gewoon wat excursies regelen en de rest loopt wel los') ging best goed, eerst samen met Martin Abma en het jaar daarop alleen. En toen Martin in 1976 ging studeren verzekerde hij mij dat ik een goede opvolger van hem zou zijn als voorzitter. Wederom overvallen door die mededeling, ging ook dat me daarna best goed af: met een team van tien hadden we een gesmeerd lopend afdelingsbestuur dat mijn haast brallerige opmerking bij het aantreden als voorzitter ('over een jaar zullen we het aantal leden verdubbelt hebben tot 60') geregeld hadden. Aan libellen werd toen redelijk wat gedaan in de afdeling. Langzaamaan begon ik daar meer naar te kijken dan naar vogels, Door de vangst van de superzeldzame bronslibel (Oxygastra curtisii) in 1976 op een NJN Eindhoven-Helmond excursie (foto 3) werd mijn lot definitief in die richting getrokken. Overigens was de IWG in die dagen nauwelijks in vlinders en libellen geïnteresseerd (te groot en dus oninteressant)(37.4), dus zou ik me later meer bij de combi HLWG aansluiten. Dat zou ook mijn persoonlijke leven beïnvloeden: de eerste jongen die ik ooit zou zoenen was op een HLWG kamp en dat was een ACJN'er.
Eind 1980 was ik 22 jaar. Ik had wel balletjes opgeworpen dat ik mijn laatste jaar wel in het HB zou willen zitten, maar daar kwam voor het congres niets definitiefs uit. Op het congres bleek dat de plek van bovo nog vacant was. Van mijn taken die ik als KP'er op mij had genomen kwam weinig terecht, maar omdat ik de enige was die de taak van bovo ambieerde, werd ik het. Wat een hectiek werd het, wat een jaar. In het HB zat oa. Bettina Loose (de huidige 2020 bovo Jella Loose is haar dochter) en ´NH´ werd ons hoofdthema. Het congres van 1981 was in Helmond, de yoghurt-kwestie op het zoka van Cap Griz Nez en de statuten waren hot items. Wat waren we daarna natuurlijk kapot met z'n allen.
Ik werd ouwe sok, maar ook daarna hield het nog niet op. Met name door de libellen word ik eigenlijk tot op de dag van vandaag nog steeds zo af en toe gevraagd of ik zin heb om op een kampje mee te gaan. Vorig jaar in de trein onderweg naar een Hemka van de IWG stapte een NJN'er in en die reageerde toch wel een beetje verafschuwd: een ouwe sok die ook meeging, daar had hij niet op gerekend en daar had hij helemaal geen zin in. Ontzettend begrijpelijk, maar gedurende het kamp bleken we het gelukkig toch goed met elkaar te kunnen vinden. Hoort mijn naam daarom misschien wel een beetje thuis bij die ouwe sokken die het jeugdbondsbestaan ook na hun 23-ste niet helemaal kunnen loslaten. Of ik het anders doe dan anderen weet ik niet zeker, wel beschouw ik het als een grote eer dat ik zoveel jeugdbonders heb mogen leren kennen en ik hoop dat geen van hen mij ooit zal kunnen beschuldigen van bemoeizucht.
En zou me dan gevraagd kunnen worden is het waar dat er niets veranderd is? Voor de laatste 50 jaar lijkt dat in grote lijnen wel te kloppen. Maar zoals te verwachten: nadat ik me er nu in verdiept heb meen ik te zien dat het eerste decennium toch echt anders was. In het begin was er de federatie van schoolclubs, maar ook de jaren daarna waren ze daadwerkelijke afhankelijk van ouderen omdat jongeren in die dagen bijvoorbeeld geen contracten mochten ondertekenen. Je ziet ook dat Mary Boetje - van Ruyven echt een steunpilaar was, een ouder iemand bij wie je te rade kon gaan: voor namen van paddenstoelen en/of allerhande meer organisatorische en persoonlijke zaken. Dat is daarna nooit meer op die manier zo geweest. Met de beslissing in 1934 om ouwe sokken als kampouder op zoka's slechts een symbolische functie te geven (iets wat overigens toen informeel al jaren aan de gang was) brak de puberteit van de NJN echt aan: echte volledige onafhankelijkheid. Ik heb tot halverwege de jaren dertig in de NJN terug kunnen kijken door mijn gesprekken met ouwe sokken en ook daarin heb ik weinig schokkends gehoord over zaken die toen echt anders liepen. Wel heeft elk HB zijn eigen problemen gehad: steeds weer dezelfde wielen die moesten worden uitgevonden, maar ook zaken uit die de tijd zelf die overwonnen moesten worden. Daarbij waren de oorlogsjaren waarnaar ik zelf het meest benieuwd was. Mijn mening is nu dat er toen (hoe ontzettend erg dat daadwerkelijk voor de Joodse leden zelf moet zijn geweest; die moeten hun 'uit de bond zetten' als een verschrikkelijke steek onderwater hebben gevoeld) voor duizenden jeugdbonders het voortbestaan van de NJN gedurende de oorlog, een vlucht uit die donkere dagen hebben betekend (37.5).
Dan ben ik vanaf nu net als vele anderen in afwachting wat de 'digitale mini reünie' ons aanstaande zaterdag 26 september 2020 gaat brengen.
Dank!
Bij deze wil ik iedereen die ik geïnterviewd heb nogmaals ontzettend hartelijk danken. Het was een grote eer met jullie terug te mogen kijken naar jullie jeugdbondstijd. Nettie Westhoff - de Joncheere vooral jij, altijd bereid om je herinneringen te delen, met mij mee denken, mee te kijken naar oude foto's en films of er nog bekenden opstonden; dank voor al je mailtjes die je me midden in de nacht stuurde! Tientallen anderen, al dan niet jeugdbonder, heb ik daarnaast gesproken, ook veel dank voor jullie verhalen en meningen. De uiteindelijke aftrap van dit 'blog-proces' was begonnen bij mijn bezoek op 9 februari 2019 in de Artis bibliotheek aan de vrouw zonder wie dit proces volstrekt onmogelijk was geweest: Marga Coesèl (37.6). Zij heeft met haar geschiedschrijving over de NJN in 1988 en 1997 de kaders geschapen waarbinnen ik me heb kunnen bewegen. Marga echt waanzinnig bedankt voor de twee boeken met jouw minutieuze speurwerk!
Opmerkingen
37.1 Die klasgenoot van mijn zus was Niek Lopes Cardozo, de jongste zoon van Ben Lopes Cardozo (1921-2020), zie blog 23.
37.2 Ons allereerste artikel schreven we voor ons afdelingsblad: Tom Heijnen, Marcel Wasscher & Rob de Boer 1973. Steltlopers op de Strabrechtse heide. Fragilaria oktober 1973: 2-4.
http://www.libellen.org/suriname/6artikelen/pdf/1973%20Heijnen,%20Tom,%20Marcel%20Wasscher%20&%20Rob%20de%20Boer%20&%201973.%20Steltlopers%20op%20de%20Strabrechtse%20heide.pdf
37.3 Daan Remmerts de Vries 2020. De geluiden van de NJN. De Scharrelaar 2020(1): 7-15. Mogelijk binnenkort hier een link naar de pdf.
37.4 Wel deed ik mee met waar bij de IWG in die jaren over werd gezongen 'Join the IWG, travel the world, catch interesting insects and kill them, tralalala': in m'n NJN tijd ging ik op reis naar Turkije, Syrië, Egypte, Soedan en Kenia.
37.5 Voor de principiële tegenstroming 'niemand de bond uit, anders opheffen' kan ik veel begrip tonen, maar er is toen de democratisch gekozen weg van doorgaan ingeslagen, dat valt nooit meer terug te draaien.
37.6 Zie voor een foto van Marga Coesèl https://knnvuitgeverij.nl/artikel/marga-coes%C3%A8l.html
Foto 2: In de Biesbos, Heka Dee XII Drimmelen, oktober 1975. Met vlnr. Onno van Hagen, Hans F. Hoekzema, onbekend en Marcel (foto: Peter Voorn). |
Foto 3: Excursie Collse zegge bij Geldrop met NJN Eindhoven en Helmond op 6 juni 1976: daarop kwamen wat leden aandragen met de superzeldzame bronslibel (Oxygastra curtisii) in hun net. |
Foto 4: Watergevecht bij de Grote Beerze na het Heka van oktober 1980 van DeeXII met vlnr. onbekend, Geert-Jan van der Burgt, Marc van Gemert, Marcel, Cax Hoekzema en Nienke Klerk. |