1. Het ‘plaats delict’ uit de tweede alinea. De
Noordoostpolder viel droog op 9 september 1942 en kreeg tijdens de oorlog de
bijnaam het ‘Nederlands Onderduikersparadijs’. Bron:
https://www.topotijdreis.nl/ kaart uit 1943.
|
Inmiddels
weten we dus dat er minimaal 38 NJN’ers/sters (en net ouwe sokken) omgekomen zijn
tijdens de oorlog (blog 25). Daarbij zijn er twee zaken die ik ter afronding
van deze periode nog wil aantekenen. Een eerste vraag is of er ook omgekeerd jeugdbonders zijn
geweest die mensen hebben gedood en een tweede vraag is of het
hierboven genoemde aantal hoog of laag is ten opzichte van andere jeugdorganisaties in deze periode. Het antwoord op de eerste vraag is ‘ja’: ik weet van een
jeugdbonder die een Duitse soldaat om het leven heeft gebracht. Toen hij eten
ging brengen aan ondergedoken mensen in de rietvelden van de toen pas
drooggevallen Noordoostpolder (foto 1), zag hij de Duitser op de dijk zitten. Hij
besloot om twee redenen tot deze daad: mocht de soldaat zich omdraaien dan was
het ‘hij of ik’ en anderzijds was het voor de veiligheid en de kans op ontdekking
van de onderduikers. Het woei die dag vrij hard waardoor de Duitse soldaat hem
niet hoorde naderen, ‘er lag een steen en ik heb 'm voor zijn kop geslagen’.
Geen heldendaad waar hij trots op was: hij zou er z’n hele leven wroeging over
houden (29.1). Het is hiernaast niet geheel uit te sluiten dat de in blog 25 allerlaatst toegevoegde overleden jeugdbonder (nr. 38 Nico Beije) voordat hij doodgeschoten
werd aan de Finse Golf, daarvoor zelf ook in Duitse dienst mensen heeft gedood.
Voor de tweede vraag wil ik een vergelijking maken tussen het
aantal omgekomen NJN’ers/sters (en net ouwe sokken) en de AJC’ers
die zijn omgekomen: (oud)leden van de Arbeiders Jeugdcentrale, een jeugdorganisatie
die na een voorloop van 5 jaar in 1918 was opgericht als jongerenafdeling van
de socialistische SDAP. De AJC leek wel wat op de NJN, maar had tevens jongere leden (vanaf 8 jaar) en ook ook oudere leiders. De AJC had al op 13 augustus 1940 zelf het besluit genomen zichzelf
op te heffen, maar ze was deels ondergronds verder gegaan (29.2). Begin
1940 waren er bijna 6.000 leden, iets meer dan de helft van zeven jaar daarvoor
(29.3). Omdat de leden deels politiek geschoold en gedreven waren en doordat er dus ook
oudere leiding was, dit zouden wel eens mogelijke verklaringen kunnen zijn voor dat er tijdens de
oorlog maar liefst 460 AJC-leden zijn omkomen (29.4). Hierbij zijn de vele vermoorde Joodse
leden en vermoedelijk ook nog een aantal oud-leden meegenomen. Als voorbeeld kan
genoemd worden dat er een AJC-verzetsgroep actief was rond Koos Vorrink (die
bij het uitbreken van de oorlog overigens 48 was). Door dezelfde landverrader Anton
van der Waals die zich binnen de verzetsgroep CS-6 had opgedrongen (waardoor
deze vrijwel geheel werd opgerold; blog 24) werd ook de verzetsgroep rondom Koos
Vorrink (bestaand uit 150 personen) eind 1942 geïnfiltreerd en deze groep werd
in mei 1943 opgerold (29.5). Koos Vorrink zelf overleefde het concentratiekamp Sachsenhausen doordat
iemand zich over hem ontfermde en zorgde dat hij een soort diplomaten-status kreeg,
maar erg veel leden van deze AJC-verzetsgroep zullen omgekomen of vermoord zijn.
Kortom globaal 8% van de 6000 AJC’ers van 1940 kwam in de oorlog om, bij de
NJN was dit slechts globaal 2% van de 2000 NJN’ers, dit percentage lag dus beduidend lager (29.6).
Inmiddels zijn de ouwe sokken die de oorlog in hun NJN-tijd
hebben meegemaakt halverwege de 80 of ouder. Een enkeling zou echter nog iets
jonger kunnen zijn: zo las ik namelijk dat Jaap Taapken (geboren in 1925) al op
z’n negende lid werd van de NJN in 1934 en overigens in z’n laatste NJN-jaar
als NS in het HB van 1948 zat (29.7). Aan de andere kant werd de NJN in sommige
afdelingen, bij gebrek aan andere toegestane jeugdbonden, tijdens de oorlog
overspoelt door jonge leden. Daarom werd op het congres van 1942 besloten dat
je als afdeling mocht beslissen of nieuwe leden zich pas op hun veertiende bij je NJN afdeling mochten aanmelden (29.8). Via Erik Lam kreeg ik het verzoek om
zijn 96-jarige schoonvader Jules Philippona, een ouwe sok van de afdeling Haarlem
tijdens en na de oorlog, te interviewen. Jules zou van die afdeling eerst ping en
later voorzitter zijn en het zou op zijn voorstel zijn zowel het afdelingsblad als de naam
van de afdeling (in 1940 was de afdelingsnaam nog ‘Evonymus’; 29.9) te noemen naar zijn
studieobject tijdens die jaren: de glanskop, die hij samen met de vier jaar
jongere Gerrit Bos in de duinen in de omgeving van Haarlem had bestudeerd. De
afdeling zou in die jaren zo’n 100 leden hebben en hij kon zich overigens niet
herinneren of er Joodse leden waren, die gedwongen lid-af waren geworden (29.10).
Maar de vrede betekende eindelijk, na jaren verboden te zijn
geweest, weer naar plekken te mogen als de duinen en zo kon Jules
Philippona eindelijk weer met zijn afdeling Haarlem naar het strand. Dit
laatste deden ze wel weer om daar naar vogels te kijken, maar (nog) niet om te
zeetrektellen (dat gebeurde toen nog slechts sporadisch). En een paar maanden
na de bevrijding was er voor gekozen (wat voor het laatst in 1930 in Haamstede het geval was
geweest) voor een congres in de zomer. Niet deels in tenten (zoals dat in de zomer van 1930 nog het geval was geweest) en deels zoals alle winter congressen van 1930 bij Harderwijk en later, in gebouwen. Het vredes-zomercongres vond plaats van
13 tot 20 augustus 1945 in Drachten-zuid (zie foto's 4-5) en het werd een ongekende happening. Met een speciale
boot die voer vanaf Amsterdam naar Lemmer en een aansluitende tramreis van
3 uur reisden velen uit West-Nederland naar dit congres en Gertie Jansen was daarvoor speciaal naar die boot gelift vanaf Rotterdam. De bond was nog nooit zo groot
geweest en in totaal zouden er 1000 (oud)leden komen: ouwe sokken waren welkom tijdens het congres op het 25-jarig jubileum weekend op 18-19 augustus. De cirkel waarin gegeten werd was zo ontzettend
groot, dat het eten voor de vegetariërs met de fiets werd rondgebracht
(29.11). Wim Klinkenberg had twee weken voor het congres aan ouwe sok Victor
Westhoff gevraagd een lezing te geven over ‘biologische problemen der natuurbeheer’.
Echter voor Victor zou het weerzien met de verlokkelijke duinen en de
Boschplaat van Terschelling een magneet zijn die hij niet kon weerstaan: Nettie, Victor en een paar vrienden zouden daar gaan kamperen bij de Eerste duintjes,
waar ze gelijk opnamen gingen maken, waar ze tomaten aten voor het vocht en waar ze pas ver nadat de duisternis was ingevallen weer terug waren bij de tenten, die ze toen maar nauwelijks terug hadden kunnen vinden (29.12). Net daarvoor bij hun overnachting bij een tante in het Friese Witmarsum had Victor echter besloten die gevraagde speech wel uit te schrijven, wat hij in een ruk deed. Hij besloot die tekst aan zijn vriend Carel van Rijsinge te sturen die uiteindelijk zijn
legendarische woorden zou voorlezen: de rede betekent een omslag in het denken
over natuurbeheer (29.13). Hij moest het nog waarmaken, maar hij probeerde een
waardige opvolger te zijn voor de paar maanden daarvoor in de hongerwinter aan
een hartaanval overleden Jac. P. Thijsse. Was het levensmotto van de
laatste geweest ‘onbekommerd’, Victor zou de strijd voor het behoud van de Nederlandse
natuur misschien nog meer vanuit z’n hart proberen vorm te geven. Beiden zouden
daar heel erg hard voor werken, maar Victor had het tij nog meer tegen. Alhoewel
Sicco Mansholt persoonlijk uitleg kwam geven over zijn ideeën als minister van
Landbouw op het wintercongres van 1946 in Deventer (29.14), diens mooie woorden zouden verstommen door het streven naar ‘nooit meer hongerwinter’ (29.15). Victor zou
gedurende zijn leven misschien wel in een hoger tempo dan daarvoor het geval was geweest de natuur zien wegsmelten: de verwoesting van de paradijselijke Mosbeek
in Noord-Twente en vergelijkbare natuurterreinen op zoveel andere plaatsen. Zou het tij ooit nog gekeerd
kunnen worden?
Opmerkingen
29.1 Diegene over wie ik het hier heb, schaamde zich er zo
voor dat hij het een aantal mensen in z’n naaste omgeving niet heeft verteld.
Hij heeft dit verhaal wel ooit verteld aan een NJN’er van later datum, die het
weer aan mij vertelde.
29.2 Zie de AJC 100 jaar https://search.iisg.amsterdam/Record/ARCH00142/Export?style=PDF, maar twee weken aan de ophef ging vooraf dat Meinoud Rost van Tonningen de AJC had uitgenodigd toe te treden tot de Nationale Jeugdstorm. Gelukkig volgde na de opheffing geen actie, want bij het opheffen van de scouting in Duitsland, in 1933 direct na het aantreden van Hitler, werden de leiders gewoon in concentratiekampen opgesloten.
29.3 Terugblik op illustere jeugdbeweging van SDAP en NVV: 100
jaar Arbeiders Jeugd Centrale (AJC) op https://www.vakbondshistorie.nl/dossiers/100-jaar-arbeiders-jeugd-centrale-ajc/
29.4 Ad van Moock (oud AJC’er) deed deze mededeling en die staat aan het begin van de notulen
van de Jan Sikkema 1995 bijeenkomst op 7 oktober 1995 te Maarn.
29.5 Zie https://www.tracesofwar.nl/articles/2240/Waals-Anton-van-der.htm
29.6. Dit is natuurlijk een zeer lastige vergelijking: in de loop van de oorlog zou het aantal NJN-leden bijna verdubbelen en of het aantal leden van de ‘ondergrondse’ AJC in deze periode af- of toenam is mij onbekend.
29.6. Dit is natuurlijk een zeer lastige vergelijking: in de loop van de oorlog zou het aantal NJN-leden bijna verdubbelen en of het aantal leden van de ‘ondergrondse’ AJC in deze periode af- of toenam is mij onbekend.
29.7 Karel Voous in 2001: Wie was Jaap Taapken? In het Vogeljaar,
49(2): 49-50. Zie http://natuurtijdschriften.nl/download?type=document;docid=544732
29.8 Congresnotulen 1942
29.9 Telefonisch interview met Jules Philippona (geboren 1924) op 11 juni 2020.
29.9 Telefonisch interview met Jules Philippona (geboren 1924) op 11 juni 2020.
29.10 Jac. P. Thijsse & Menno Luikinga, 1965. Een avond
met Jac. P. Thijsse in de Hof. Het Vogeljaar 13(2): 43-47. http://natuurtijdschriften.nl/record/542218
29.11 Telefonisch interview met Gertie Jansen (geboren 1924) op
5 mei 2020. En ze twijfelde of het eten misschien ook wel niet in twee cirkels werd opgegeten.
29.12 Interview met Nettie Westhoff- de Joncheere (geboren
1918) op vrijdag 14 juni 2019.
29.13 Frank Saris in 2018: Victor Westhoff (1916-2001) Natuurbescherming
als toevluchtsoord, proefschrift blz. 109-110. Zie voor de rede: Verslagen van
de Natuurbeschermingsdag van de NJN te Drachten: 18-30 (1945).
29.14 Marga Coesèl 1997 blz. 102.
29.14 Marga Coesèl 1997 blz. 102.
29.15 Frank Saris in 2018, blz. 151.
29.16 Dick de Jonge ‘Over
de NJN-Amsterdam tijdens de bezetting’. Bijlage bij de notulen van de Jan
Sikkema 1995 over de bijeenkomst op 7 oktober 1995 te Maarn.
2. Kampje 1944. Foto uit het IISG, zonder verdere toelichting, maar het zou mij niet verbazen als er hier (iets wat serieus) gezongen werd. |
4-5. Aankondiging van het zomercongres 1945 (officieel 1944/1945) met opgaveformulier (archief Fred Hoekzema). |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten